Regelmatig verschijnen in uw blad publicaties over de mogelijkheden die er in Nederland en in België bestaan om op fiscaal vriendelijke wijze vermogen over te dragen aan, bijvoorbeeld, de kinderen. Er staan ons echter grote veranderingen te wachten.
De Nederlandse Successiewet uit 1956 is toe aan vervanging
In de eerste plaats is de Nederlandse Staatssecretaris van Financiën, Jan Kees de Jager, tot de conclusie genomen dat de Nederlandse Successiewet uit 1956 verouderd is. Hij heeft daarom aangekondigd dat er een nieuwe wet moet komen en het is de bedoeling dat het wetsvoorstel hiervoor medio 2009 zal worden ingediend. Bij een recente lezing in Tilburg zijn al wel enkele uitgangspunten bekend gemaakt. Het meest opvallend daarbij is dat niet langer alleen aangeknoopt zal gaan worden bij het woonland van de schenker of erflater, maar ook bij het woonland van de persoon die de schenking of erfenis ontvangt. Dit zal met name grote gevolgen kunnen hebben voor het schenken vanuit België aan inwoners van Nederland en voor structuren met bijvoorbeeld een trust of een SPF. In de zomer van dit jaar zal er een notitie over de voorgenomen wetsaanpassingen verschijnen, waarmee meer duidelijkheid over de Nederlandse plannen zal komen. Wij houden u op de hoogte en zullen hier later dit jaar een seminar over organiseren.
Het gelijk is aan de Staatssecretaris…
Dat de Staatssecretaris gelijk heeft met zijn opmerking dat de huidige Successiewet verouderd is, lijkt op korte termijn te worden bewezen door het Europese Hof van Justitie. Sterker nog, ook het Vlaams Wetboek der Successierechten ligt onder vuur. In een tweetal Conclusies van de Advocaat-Generaal van het Hof (die kunnen worden gezien als adviezen aan de rechters van het Hof) heeft de Advocaat-Generaal (verder: de AG) gesteld dat deze deels in strijd zijn met Europees Recht (Conclusies van 13 maart 2008, nr. C-43/07 en C-11/07). In het overgrote deel van de gevallen volgen de rechters van het Hof de adviezen van de AG ook op, zodat de kans groot is dat inderdaad wordt aangetoond dat de Nederlandse en de Belgische Successiewetten aan herziening toe zijn. Waar gingen deze beide zaken om?
Gaten in het recht van overgang?
Het onderwerp van beide zaken betreft een regeling die zowel België als Nederland kent in haar Successiewet, namelijk het recht van overgang. Het recht van overgang speelt in de meeste gevallen voor onroerende zaken en is eigenlijk een uitzondering op de hoofdregel dat voor de heffing (nu nog) wordt aangesloten bij de woonplaats van de schenker of erflater. Het recht van overgang leidt tot de heffing van belasting over een schenking of vererving van sterk met dat land verbonden goederen (ook wel situsgoederen genoemd), ook al woonde de erflater of schenker niet in dat land. Indien de schenker bijvoorbeeld in België woont en hij schenkt een Nederlands huis weg, dan zou volgens het uitgangspunt dat gekeken wordt naar de woonplaats van de schenker, Nederland over deze schenking niet mogen heffen. Omdat het huis sterk met Nederland is verbonden, wil Nederland bij een schenking of vererving toch belasting heffen. Om dit mogelijk te maken bestaat het recht van overgang.
Het recht van overgang is alleen niet erg vriendelijk voor de belastingplichtigen. Waar bij “gewone” schenkingen of erfenissen schulden in aftrek mogen worden gebracht van hetgeen wordt ontvangen, mag dit bij het recht van overgang in Nederland alleen onder strenge voorwaarden (artikel 5, lid 2, 3 en 4 SW) en in België in het geheel niet (artikel 18 WS). In Nederland wordt daarbij als eis gesteld dat het (bij onroerend goed) schulden betreft die (1) zijn verzekerd met een hypotheek en (2) waarvan er een direct verband bestaat tussen de schuld en de uitgaven voor de aankoop, verbetering of onderhoud van het pand.
De Nederlandse zaak: Zaak Arens
Ook de AG kwam tot de conclusie dat er een verschil bestaat in behandeling voor de successie- en schenkingsrechten tegenover het recht van overgang. Het betrof in de Nederlandse zaak een erflater die woonachtig was in Italië. De echtgenote die eveneens in Italië woonde, erfde de Nederlandse woning. Daarbij waren er in totaal vijf erfgenamen die ieder recht hebben op een vijfde deel van de woning. Omdat de woning in haar geheel naar de echtgenote ging, hadden de vier andere erfgenamen een vordering op de echtgenote ter grootte van hun deel van de erfenis. De echtgenote had dus een schuld aan de overige erfgenamen vanwege het feit dat zij “teveel” had ontvangen (een zogenoemde overbedelingsschuld). Deze schuld mocht zij volgens de Nederlandse regeling van het recht van overgang niet in mindering brengen op de waarde van de woning. De schuld voldoet namelijk niet aan de wettelijke eisen. Volgens de AG zou deze overbedelingsschuld effectief wel in mindering worden gebracht op haar verkrijging, indien zij in Nederland had gewoond. Dit onderscheid tussen al dan niet wonen in Nederland is naar de mening van de AG niet toegestaan. De AG concludeert dan ook dat er hier strijd is met Europees recht.
De Belgische zaak: Zaak Eckelkamp
In de Belgische zaak was de erflater woonachtig in Duitsland en tot haar bezittingen behoorde een woning in België. Zij had zeven kinderen en van één kind had zij een bedrag geleend van € 220.000. Hoewel dit niet geheel duidelijk wordt, lijkt alles erop te wijzen dat dit geld niet is gebruikt om de woning in België aan te kopen of te verbeteren. Als zekerheid tot aflossing van haar schuld aan het ene kind had zij ten aanzien van de woning in België aan dat kind een volmacht gegeven om een hypotheek daarop te vestigen (een hypothecair mandaat). Deze volmacht is nooit gebruikt. Vervolgens overlijdt de erflater en vererft de woning in België naar de erfgenamen. Omdat de erflater niet in België woonde, is Belgisch recht van overgang van toepassing. Bij de aanslag recht van overgang mocht de schuld van € 220.000 in België niet in mindering worden gebracht. Ook hier komt de AG tot de conclusie dat er een verschil in behandeling is ten aanzien van de Belgische woning naar gelang de erflater wel of niet in België woont. Dit onderscheid was ook hier volgens de AG niet toegestaan. Vanwege het hypothecair mandaat was er volgens de AG een voldoende verband met de woning om de schuld daarop in mindering te mogen brengen.
De gevolgen en de mogelijkheden
Van deze twee zaken is vooral de Belgische opvallend. In Nederland werd al aangenomen dat de regeling van het recht van overgang wel eens niet geheel in lijn met Europees recht zou kunnen zijn. Er werd echter meestal ook aangenomen dat voor het in aftrek mogen brengen van een schuld op een onroerend goed voor het recht van overgang, het reëel is om te vragen dat er op één of andere wijze een direct verband is tussen de schuld en het verkrijgen van het pand. In de Belgische zaak lijkt de schuld in het geheel niet te zijn gebruikt voor de woning in België. Er is alleen een hypothecair mandaat afgegeven. Dit lijkt dus al genoeg te zijn om dit verband te creëren.
Hoewel de uitspraak door de rechters in deze beide zaken nog moet komen, lijkt het erop dat het eenvoudig wordt om het recht van overgang te beperken. Indien met name in de Belgische zaak de AG wordt gevolgd dan is het afgeven van een hypothecaire volmacht op een onroerend goed al voldoende om een schuld aan dat pand te verbinden. Daardoor mag de schuld in aftrek worden gebracht op de belastinggrondslag voor het recht van overgang. Indien diezelfde schuld ook in het woonland van de erflater in mindering kan worden gebracht, kan dit zelfs tot, onbedoeld, dubbel voordeel leiden. Alleen, voor wat betreft Nederland, zal de Staatssecretaris van Financiën de uitspraken vast ook nauwlettend volgen. Indien er daardoor eventuele ongewenste gevolgen zijn voor de Nederlandse schatkist, zal de Staatssecretaris ongetwijfeld proberen gaten te dichten bij de invoering van de nieuwe Wet schenk- en erfbelasting. Kortom, er breken interessante tijden aan voor successie en schenkingen aan, met nieuwe kansen maar ook met aandachtspunten waarvoor oplossingen gevonden moeten worden.
hits=5= / id=1588=