De Advocaat-Generaal heeft op deze datum in twee zaken geconcludeerd (een advies aan de Hoge Raad). De eerste gaat om een inwoner van Duitsland, die onroerende zaken bezit in Nederland, welke belast zijn in box 3. Als buitenlands belastingplichtige, die minder dan 90% van zijn gezinsinkomen in Nederland verdient, claimt hij de aftrek van het heffingsvrije vermogen in box 3. De Advocaat-Generaal is van mening dat Nederland slechts het volledige heffingsvrije vermogen moet toekennen, als iemand ten minste 90% van zijn (gezins)inkomen in Nederland verwerft.
In de tweede zaak gaat het om een inwoonster van België, die ook onroerende zaken in Nederland bezit. Ze opteert niet voor de fictieve binnenlandse belastingplicht, maar verzoekt wel om het heffingsvrije vermogen in box 3. Ook hier oordeelt de Advocaat-Generaal dat de belastingplichtige alleen recht heeft op het volledige heffingsvrije vermogen als ze tenminste 90% van haar inkomen in Nederland verwerft. Omdat belanghebbende onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar inkomen, kan zij hier geen aanspraak op maken. Op basis van het belastingverdrag met België komt zij overigens wel in aanmerking voor een pro rata-deel van het heffingsvrije vermogen. In dat geval wordt het heffingsvrije vermogen toegekend in de verhouding van het totale wereldinkomen tot het aan Nederland toe te rekenen deel hiervan. Ook hiervoor zal ze echter wel haar inkomensgegevens volledig moeten overleggen.
hits=0= / id=1764=