Nederland wil het onmogelijk maken dat in België wonende kinderen van grensarbeiders nog studiefinanciering ontvangen als zij buiten Nederland – bijvoorbeeld in België- studeren. Tot 2014 geldt er een overgangsregeling. Over deze kwestie zijn destijds (2007) door Ria Oomen-Ruijten (CDA-EVP) vragen gesteld. Deze vraag plus een aantal klachten van burgers heeft er toe geleid dat de Europese Commissie een infractie procedure heeft geïnitieerd. De zaak ligt bij het Hof Van Justitie. Zeer recent (2012) heeft de Advocaat-Generaal van het Hof een advies uit gebracht. Nederland schendt het Unierecht!
a. Recht op Nederlandse studiefinanciering (WSF) bij studeren in Nederland.
De Nederlandse wet studiefinanciering (verder WSF) bepaalt wie studiefinanciering kan ontvangen voor een opleiding in Nederland en in het buitenland. Studiefinanciering voor een opleiding in het buitenland heet ‘meeneembare studiefinanciering’ (hierna: MNSF). Voor studiefinanciering voor hoger onderwijs in Nederland kunnen in aanmerking komen studenten die tussen 18 en 29 jaar oud zijn, die aan een aangewezen of erkende onderwijsinstelling studeren en die voldoen aan een nationaliteitsvoorwaarde. Artikel 2.2 omschrijft de nationaliteitsvoorwaarde. In aanmerking komt de studerende die: (1) de Nederlandse nationaliteit bezit, (2) niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel ingevolge een verdrag op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld. De tweede categorie omvat EU-burgers die in Nederland een economische activiteit uitoefenen en hun gezinsleden. Zij hoeven niet in Nederland te hebben gewoond om voor deze studiefinanciering in aanmerking te komen. Dit omvat dus grensarbeiders en hun gezinsleden.
Voorbeeld: De kinderen van in België wonende grensarbeiders hebben – ongeacht hun nationaliteit – aanspraak op Nederlandse WSF, als zij studeren in Nederland. Dit verandert niet. Indien er recht bestaat op Vlaamse studietoelagen dan moet men afzien van deze toelage. Naast de Nederlandse studiefinanciering bestaat er ook recht op Belgische kinderbijslag voor studerende kinderen. Deze combinatie is toegestaan.
b. Recht op Nederlandse studiefinanciering (MNSF) bij studeren buiten Nederland (België)
Om voor studiefinanciering voor hoger onderwijs buiten Nederland in aanmerking te komen, moeten studenten recht hebben op studiefinanciering in Nederland en moeten zij ingevolge artikel 2.14, lid 2, sub c, WSF bovendien gedurende ten minste drie jaren van de zes jaren voorafgaand aan hun inschrijving aan een opleiding in het buitenland, legaal verblijf – dat wil zeggen gewoond – hebben gehad in Nederland. Dit vereiste is van toepassing ongeacht de nationaliteit van de student. Tot 1 januari 2014 is de 3 uit 6-regel niet van toepassing op studenten, ongeacht hun nationaliteit, die hoger onderwijs volgen in de ‘grensstreken’ van Nederland (Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in België en Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen en Bremen in Duitsland).
Voorbeeld: Vanaf 2114 hebben kinderen van in België wonende grensarbeiders – ongeacht hun nationaliteit – geen aanspraak (meer) op Nederlandse WSF, als zij willen studeren in hun woonland (België) Zij voldoen meestal niet aan de eis dat zij voorafgaand aan hun inschrijving aan een opleiding in België gedurende ten minste drie jaren van de zes jaren in Nederland gewoond hebben.
c. Conclusie van Advocaat-Generaal E. Sharpton van het EU Hof van Justitie van 16 februari 2012 in de zaak Europese Commissie tegen Nederland (C?542/09)
In deze zaak gaat het om de vraag of Nederland door het stellen van de eis, dat een student ten minste drie jaren van de zes jaren in Nederland gewoond moet hebben, niet gezien moet worden als indirecte discriminatie. Het stellen van een woonplaatsvoorwaarde voor de meeneembare studiefinanciering is immers meestal nadelig voor niet-Nederlanders, die in Nederland werken. EU-burgers, die in Nederland werken, hebben op grond van artikel 7 lid 2 Vo 1612/68 (nu Vo 492/2011) recht op dezelfde sociale voordelen als hun Nederlandse collega’s. Studiefinanciering voor kinderen van grensarbeiders wordt gekwalificeerd als een sociaal voordeel.
In een conclusie van 23 pagina’s (!) komt Advocaat-Generaal E. Sharpton tot de slotsom dat de indirecte discriminatie jegens migrerende werknemers en gezinsleden ten laste die voortvloeit uit het woonplaatsvereiste (zogenaamde 3 uit 6 eis), in beginsel zou kunnen worden gerechtvaardigd door de door Nederland aangevoerde sociale en economische doelstellingen. De argumenten die Nederland in de procedure heeft ingebracht, hebben Advocaat-Generaal E. Sharpton echter niet overtuigd.
Hij stelt daarom vast dat “Nederland, door van migrerende werknemers en gezinsleden ten laste te vereisen dat zij aan een woonplaatsvereiste voldoen om in het kader van de Wet Studiefinanciering in aanmerking te komen voor studiefinanciering voor een opleiding in het buitenland, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 45 VWEU en artikel 7, lid 2, van verordening 1612/68”. Het is wachten op de definitieve uitspraak van het Hof zelf. Dit duurt nog enige maanden.
hits=6785= / id=2031=