Eén van de fiscaalvriendelijke manieren om cash uit uw vennootschap te halen is door de opbouw van een extra-legaal pensioen. Helaas wordt aan dit principe geraakt door de nieuwe begrotingsmaatregelen van de regering Di Rupo I. De wijze waarop een aanvullend pensioen moet worden opgebouwd is gewijzigd, de belastingvermindering voor de persoonlijke pensioenopbouw werd verlaagd en het aanleggen van een interne pensioenvoorziening zal in de toekomst niet meer mogelijk zijn.
Plafonering 80%-grens
Bij de opbouw van een aanvullend pensioen binnen een onderneming moet er rekening gehouden worden met de 80%-grens. Bijdragen en premies in het kader van een extra-legaal pensioen zijn slechts aftrekbaar als beroepskost, indien ze deze limiet niet overschrijden.
De filosofie van de 80%-grens kan het best begrepen worden aan de hand van het driepijlersysteem inzake pensioenen. Het wettelijk pensioen vormt de eerste pijler, de beroepsgebonden pensioenen (bijv. groepsverzekering, VAPZ, interne pensioenvoorziening) de tweede pijler, en de derde pijler bestaat uit de aanvullende pensioenopbouw in de privésfeer (bijv. pensioensparen, individuele levensverzekering). De opbouw van de aanvullende pensioenen in de tweede pijler is niet onbeperkt. Het totaal pensioen over de hele loopbaan, dat wil zeggen het wettelijk pensioen en het aanvullend beroepsgebonden pensioen samen, mag niet meer bedragen dan 80% van de laatste normale brutojaarbezoldiging.
Deze 80%-grens zal vanaf 2012 voor alle waarschijnlijkheid geplafonneerd worden. Dat wil zeggen dat de laatste normale brutojaarbezoldiging begrensd zal moeten worden tot het bedrag van het hoogste overheidspensioen (momenteel bedraagt deze ongeveer € 72.500,00 per jaar). Indien deze limiet overschreden wordt, dienen de premies in de mate van die overschrijding als verworpen uitgaven te worden gekwalificeerd en worden ze dus toegevoegd aan de belastbare basis van de vennootschapsbelasting.
De plafonnering heeft tot gevolg dat heel wat bedrijven hun pensioenreglementen en contracten zullen moeten herzien. Ook de optimalisatie van het bezoldigingspakket van hogere kaderleden wordt hierdoor moeilijker. In de praktijk werd tot op heden vaak een bonus omgezet in een bijkomende pensioenstorting, wat fiscaal zowel voor de onderneming als het kaderlid voordeliger was. De vennootschap wordt immers ontlast van alle parafiscale verplichtingen die bij het uitkeren van een loon in aanmerking dienen te worden genomen. In de personenbelasting wordt de toekenning van een aanvullend pensioen aan 16,50% belast (volgens de huidige voorstellen zou voormeld tarief worden opgetrokken), indien pensionering vanaf 60 jaar. De belastingdruk op het loon loopt daarentegen snel op tot 50%. Voor het fiscaalvriendelijk uitkeren van een bonus onder de vorm van een aanvullend pensioen is er voortaan aldus minder ruimte.
Er is veel kritiek op deze maatregel en er wordt druk gelobbyd om deze aangekondigde maatregelen te verzachten.
Lagere belastingvermindering voor de persoonlijke bijdragen
Ook voor particulieren wordt de aanvullende pensioenopbouw steeds minder interessant. De belastingverminderingen op de tweede (werknemersbijdragen in groepsverzekering) en derde pijler (pensioensparen) werden tot en met inkomstenjaar 2011 berekend op basis van een bijzondere gemiddelde aanslagvoet tussen 30% en 40%, afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen. Vanaf 2012 wordt voormelde belastingvermindering berekend op basis van een uniform percentage van 30% voor alle belastingplichtigen, ongeacht het inkomen. Het belastingvoordeel naar aanleiding van de persoonlijke pensioenbijdragen zal bijgevolg verminderen.
Verbod op interne pensioenvoorziening
Het aanleggen of aanvullen van een interne pensioenvoorziening zou vanaf dit jaar niet meer mogelijk zijn. Vanaf het jaar 2012 zouden alle aanvullende pensioenen aldus aangelegd dienen te worden via aan pensioenfonds of een verzekering. Op deze manier wordt de extra-legale pensioenopbouw voor een bedrijfsleider fors duurder, aangezien de premies en bijdragen in het kader van extern aangelegde pensioenen onderworpen worden aan een premietaks van 4,4%.
Initieel dienden ook alle bestaande pensioenprovisies te worden veruitwendigd via een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds. Voor deze reeds opgebouwde reserves wordt wel een overgangsperiode voorzien. Zij zouden binnen een periode van 3 jaar moeten worden overgedragen naar een groepsverzekeringscontract. De premietaks ten gevolge van deze externalisatie zal vanaf 2012 slechts 1,75% bedragen in plaats van 4,4%.
Oorspronkelijk moesten alle reeds aangelegde pensioenreserves aldus binnen een periode van 3 jaar worden omgezet naar een groepsverzekeringscontract of IPT-contract. Hiervoor moeten de betrokken ondernemingen natuurlijk wel over de nodige geldmiddelen beschikken! Het louter laten vrijvallen van de pensioenvoorzieningen is geen oplossing, omdat ze dan aan de vennootschapsbelasting worden onderworpen. Veel ondernemingen kwamen bijgevolg in de problemen naar aanleiding van deze nieuwe bepalingen. Momenteel heeft de regering beslist dat de reeds opgebouwde reserves niet meer verplicht moeten worden geëxternaliseerd. De ondernemingen kunnen deze reserves aldus intern behouden, maar dit neemt niet weg dat ze onderworpen worden aan de eenmalige taks van 1,75% (2012). Desgewenst kan men er zelfs voor opteren om de betaling te spreiden in 3 tranches van 0,6% (2012-2013-2014).
Conclusie
De opbouw van een extra-legaal pensioen via de vennootschap, als een mogelijk alternatief voor het uitkeren van een bezoldiging aan een bedrijfsleider, is sinds dit jaar een stuk minder interessant geworden. Anderzijds blijft deze ‘alternatieve verloning’ een fiscaalvriendelijke uitkeringsmethode van cash geld uit de vennootschap.
hits=3= / id=2029=