De Belgische federale regering Di Rupo I heeft sinds haar aantreden eind 2011 een aantal belangrijke fiscale beslissingen genomen die ook voor vele Nederbelgen ingrijpende gevolgen hebben. De Belgische fiscale wetgeving omtrent de inkomstenbelasting is nog altijd federale materie en heeft vanzelfsprekend ook betrekking op buitenlanders die zich hier hebben gevestigd.
Temidden van de vele fiscale maatregelen zijn er eigenlijk drie die vermogende particulieren, en dus ook Nederbelgen, bij uitstek kunnen treffen. Mathieu Ex, advocaat-vennoot bij Greenille, licht deze drie beslissingen kort samenvattend toe.
1. Stopzetting inkeerregeling
Sinds een aantal jaren heeft de Belgische wetgever voorzien dat belastingplichtigen fiscaal tot inkeer kunnen komen. Met andere woorden: mensen die een aantal inkomsten bewust of onbewust niet hebben aangegeven, wordt de mogelijkheid geboden zich alsnog in regel te stellen. “Klopt inderdaad. Men kan deze fout of onregelmatigheid bij wijze van spreken spontaan melden aan de belastingdienst. Die heeft daarvoor een zeer discrete en afzonderlijke dienst voor opgericht. Wie dit doet, betaalt alsnog zijn belastingen en krijgt wel een boete maar die is relatief beperkt. Het kostenplaatje is aanzienlijk lager dan wanneer men bij een fiscale controle ten de lamp loopt, want dan worden er naast hogere boetes onder andere ook nalatigheidsinteresten aangerekend. En die lopen snel op aan 7% op jaarbasis. Deze stimulans heeft er inderdaad ook voor gezorgd dat vele duizenden zich bij de fiscus hebben gemeld. Het betreft hier in de praktijk een win-win. De schatkist verwerft extra inkomsten die zij anders zou mislopen en de spijtoptanten komen er alsnog relatief mild vanaf”, aldus Mathieu Ex.
Een mooi plaatje maar er zal geen muziek meer uitkomen na 31 december 2013, want de regering heeft beslist dat deze permanente regularisatieregeling op het einde van dit jaar een definitief einde kent. Mensen krijgen alsnog een allerlaatste kans, daarna is het gedaan. Alzo zegt de overheid. “Zoals zo vaak is er wel gezorgd voor een overgangsregeling die eigenlijk al van kracht is sinds 15 juli van dit jaar en dus betrekking heeft op de laatste zes maanden van deze regeling, die ook wel steeds de inkeerregering wordt genoemd. Mensen die zich alsnog in deze laatste fase spontaan melden met inkomsten die niet correct werden aangegeven, krijgen nu een ietwat hogere boete van 15 procent (of soms 20 procent) bovenop de verschuldigde belasting. Tot voor 15 juli was dit slechts 10 procent. Maar de regering gaat ervan uit dat dit tarief mogelijkerwijze toch nog een groot aantal mensen zal aanzetten om zich in orde te stellen, ook goed wetende dat wie dit niet doet, niet alleen fiscaal maar mogelijkerwijze ook strafrechterlijk vervolgd kan worden”, zegt Mathieu Ex.
Hoe dan ook krijgt de aangever in ruil voor deze boete wel de garantie van een volledige amnestie, een anno 2013 aantrekkelijk vooruitzicht. De druk vanuit alle overheden, inclusief Zwitserland, alsook vanuit de banksector wordt dagelijks opgevoerd. Hierbij moet nog worden aangestipt dat de regularisatieregeling niet alleen een uitdovend en verstrengt karakter heeft gekregen, tegelijkertijd is de regeling ook uitgebreid tot fiscaal verjaarde kapitalen. Die kunnen nu, in tegenstelling tot voor 15 juli, ook worden geregulariseerd.
“Mensen die willen weten wat dit precies voor hun specifieke situatie inhoudt, moeten dit moet hun fiscale advocaat bespreken. Maar de resterende tijd is zeer beperkt. In elk geval is het zo dat ook deze kapitalen nog tot 31 december 2013 volledige kunnen geregulariseerd worden, mits het betalen van een heffing van 35 procent op het kapitaal, waarbij “kapitaal” niet steeds gelijk is aan “fiscaal verjaard kapitaal”. Maar ook hier geldt dan opnieuw de garantie van een volledige amnestie”. Times are changing, en wie zegt er nu nog dat de “éénmalige bevrijdende aangifte” van 2004 aan 6 of 9 procent duur was?
2. Invoering doorkijkregeling
Nauw verbonden met de eerste beslissing – het stopzetten van de permanente fiscale regularisatie – worden belastingplichtigen verplicht meer inkijk te geven in hun buitenlands vermogen. “Nu al moet men het bestaan van bankrekeningen en levensverzekeringen die men heeft in het buitenland vermelden op de jaarlijkse aangifte personenbelasting. Voortaan moet men ook, en daarvoor is een extra vakje voorzien, ook aangeven of men een zogenaamde “juridische constructie” heeft opgezet en in welk land”, zegt Mathieu Ex. “Het gaat hierbij dan om trusts en foundations of stichtingen aan de ene kant en offshore-companies aan de andere kant”.
Het betreft vooralsnog geen nieuwe belasting maar het is wel duidelijk dat de fiscus hier wel mogelijkheden ziet om inkomsten te verwerven. Vandaar dat er hier ook sprake is van een zogenaamde doorkijkregeling. “Er is langs de zijde van de overheid het vermoeden of sterker nog men stelt vast dat structuren zoals trusts, stichtingen en offshorebedrijven vaak worden opgericht om belastingen te vermijden, of zelfs te ontduiken. De nuance tussen belastingen vermijden en ontduiken is in de praktijk overigens niet onbelangrijk, onder meer wat betreft strafrechtelijke sanctioneerbaarheid. In elk geval kan men op deze manier aan het betalen van belasting ontsnappen, en in een aantal gevallen bovendien ook nog volledig wettelijk. Door een beter inzicht te krijgen in deze constructies denkt de fiscus ongetwijfeld om op het onderliggende vermogen extra belastingen te kunnen heffen. Vandaar de naam doorkijkregeling. Men gaat doorheen de structuur naar het onderliggende vermogen kijken. Op basis daarvan zou men dan later tot een tweede actie kunnen overgaan: de inkomsten uit dat vermogen extra gaan belasten”.
Deze doorkijkregeling werd in de zomer van dit jaar ingevoerd en heeft eigenlijk al betrekking op de structuren die op 1 januari van dit jaar bestonden. Snel afbreken heeft dus in principe geen nut meer. Volgens Mathieu Ex zullen heel zeker ook vermogende Nederbelgen hier grondig naar moeten kijken aangezien historisch er vaak, op een perfect legale manier overigens, gebruik werd gemaakt van Antilliaanse structuren. “De wetgever maakt ook deze aangifte van buitenlandse constructies verplichtend. Wie dit niet aangeeft, riskeert fiscale in extreme gevallen zelfs strafrechtelijke sancties. Fiscale specialisten hebben geen keuze dan dit duidelijk te maken aan hun cliënten”.
3.Verhoging van liquiditeitsbelasting
Een derde door de regering Di Rupo I getroffen maatregel heeft betrekking op de in België woonachtige aandeelhouders van vennootschappen. Meer bepaald is besloten dat de zogenaamde belasting op de liquidatiebonus bij vereffening van een vennootschap opgetrokken wordt van 10 procent nu naar 25 procent. “De liquiditeitsbonus heeft, zoals de term al doet vermoeden, betrekking op het liquideren, ontbinden of vereffenen van het bedrijf. Als men dat doet, moeten de aandeelhouders op het uitgekeerde bedrag (noem het een laatste superdividend) een belasting betalen van 10 procent. Vanaf 1 oktober 2014 wordt dit in één klap verhoogd naar 25 procent. Omdat het om een toch wel significante verhoging gaat die vaak betrekking heeft op historisch opgebouwde reserves, heeft de wetgever dus een overgangsperiode van ruim één jaar voorzien. Vennootschappen die besluiten om de activiteiten te stoppen, kunnen dit dus te doen aan de huidige voorwaarden en ontsnappen dus aan de verhoging”, aldus Ex. Timing van de liquidatie moet dus fiscaal grondig worden doorgesproken.
Maar wat voor bedrijven die actief blijven, die nog wel degelijk business hebben en die nog niet kunnen of willen stoppen? Ook hieraan heeft de regering gedacht. “Deze kunnen bestaande, zogenaamde oude reserves, onder welbepaalde voorwaarden, ‘vastklikken’ aan het huidige tarief van 10 procent. Of met andere woorden: bij vereffening later zal op het uitbetalen van deze bedragen geen 25 procent moeten betaald worden, maar slechts 10 procent. Let wel: deze regeling is onderhevig aan strikte voorwaarden en de belasting van 10 procent moet nu worden betaald. Een mooi voorbeeld van “upfront taxation” stelt Mathieu Ex.
Overigens is er vanuit de federale oppositie protest aangetekend tegen deze laatste beslissing, omdat die het zelfstandig ondernemen zou ontmoedigen en bovendien een zware aanslag zou betekenen op het binnen vennootschappen opgebouwde pensioen van deze zelfstandigen. De oppositie heeft gesteld deze beslissing te zullen aanvechten voor het Grondwettelijk Hof. “De slaagkansen zijn volstrekt onduidelijk. Wat er ook van weze de meerderheid heeft de maatregel beslist en in een wet gegoten die nu van toepassing is. Het is de keuze van de belastingplichtige, in overleg met zijn fiscaal adviseur, om er al dan niet gebruik van te maken”.
hits=1811= / id=3206=