In zuiver Nederlandse situaties is het ter beschikking stellen van een onroerende zaak of gelden/leningen aan een verbonden vennootschap of onderneming fiscaal veelal niet interessant. Grensoverschrijdend zijn vaak juist wel wat mogelijkheden, maar liggen ook de valkuilen op de loer.
Voor een goed inzicht in deze problematiek schetsen we eerst een voorbeeld in een zuiver Nederlands situatie.
TBS in Nederlandse context
Man en vrouw, gehuwd onder huwelijkse voorwaarden inhoudende uitsluiting van iedere gemeenschap en woonachtig in Nederland. Man houdt alle aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap. Vrouw heeft een bedrijfspand dat wordt verhuurd aan de vennootschap van de man. Door het huwelijk worden zij aangemerkt als fiscale partners. Als deze partner goederen ter beschikking stelt aan de onderneming of vennootschap van de andere partner wordt dit belast als zogenoemd resultaat uit overige werkzaamheden.
De huuropbrengsten uit hoger gemeld voorbeeld worden belast tegen het progressieve tarief in box I, oplopend tot maximaal 52%. Eventuele rentelasten en afschrijvingen kunnen in mindering worden gebracht op de huurinkomsten. Bij verkoop of het niet langer ter beschikking stellen van het pand, zal belasting worden geheven over het verschil tussen de boekwaarde en de waarde in het economisch verkeer (verkoopprijs). Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat over het aldus berekende resultaat nog een forfaitaire aftrek van 14 % (TBS vrijstelling) mag worden toegepast.
TBS versus box III
Onder het TBS-regime is sprake van een serieuze fiscale last, zeker indien men dit vergelijkt met de taxatiewijze ingeval van verhuur aan een derde. In dat geval vindt de belastingheffing plaats in box III. In hoofdlijnen komt de heffing in box III er op neer dat de daadwerkelijke opbrengsten niet belastbaar zijn. Kosten en afschrijvingen kunnen alsdan ook niet in mindering worden gebracht. Daar staat tegenover dat slechts de waarde minus de corresponderende schuld als grondslag dient. Het saldo wordt verondersteld een rendement van 4 % te genereren, dat belast wordt tegen 30 %, oftewel 1,2 % van de grondslag. Deze systematiek leidt er toe dat effectief geen belasting verschuldigd is indien de schuld gelijk is aan de waarde van het onroerend goed. In de regel derhalve een aantrekkelijk belastingregime!
De TBS- regeling is in het leven geroepen voor situaties waarin de ondernemer de vergoeding voor het vermogensbestanddeel aftrekt van diens ondernemingswinst. Indien deze regeling niet zou bestaan, is de ontvangen huur bij de vrouw niet belast. Slechts de waarde van het bedrijfspand (minus de schulden) zou meegenomen worden in de rendementsgrondslag van box 3. De terbeschikkingstellingsregeling zorgt ervoor dat het bedrijfspand bij de vrouw belastbaar is in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden teneinde dergelijke arbitrage te voorkomen.
Het algemene partnerbegrip dat in dergelijke situaties de spil vormt waarop de TBS regeling gebaseerd is, kent een specifieke uitzondering. De partner die geen inwoner is van Nederland en niet kiest voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige wordt sedert 2011 niet (meer) beschouwd als fiscale partner voor de TBS regeling. Inwoners van België die niet kiezen worden dan ook niet aangemerkt als fiscaal partner. De TBS regeling vindt dan geen toepassing en het gunstige box III regime blijft van toepassing. In een aantal gevallen is in box I een verlies genomen tegen 52% en de opbrengsten (waaronder de waardestijgingen) vallen nu in box III. Heeft u nog een TBS-pand dan kunt u wellicht ook van deze mogelijkheid gebruik maken.
Onbedoeld gebruik partnerbegrip op de loer
Vanaf 2015 zijn op het partnerbegrip wederom enige aanpassingen voorzien. Men is ondanks het wonen in het buitenland toch fiscaal partner indien sprake is van een zogenoemde kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Daartoe is eerst vereist dat nagenoeg het gehele inkomen in Nederland aan de belasting onderworpen is. Een element dat niet in alle gevallen (eenvoudig) te sturen valt, maar met een gedegen planning wel te realiseren valt. Bijkomend is vereist dat men een inkomstenverklaring verstrekt van het woonland, hetgeen in beginsel nog wel op grond van de letterlijke tekst een keuzemogelijkheid lijkt te bieden. Men zou ervoor kunnen kiezen om deze eenvoudig weg niet te verstrekken. Dit lijkt ons te gemakkelijk en wij zouden hierbij reeds de nodige voorzichtigheid in acht nemen. Verder lijkt de wetgever deze voorwaarde eenvoudig zelfstandig te kunnen laten vervallen, onder het mom van een doelmatigheidsoverweging. De letterlijke tekst stelt namelijk “kunnen regels worden gesteld op grond waarvan om doelmatigheidsredenen de verklaring achterwege kan blijven”. Via een omweg lijkt de wetgever dan zo (onbedoeld, onbewust) zelfstandig het partnerbegrip uit te kunnen breiden met ingang van 2015, waardoor ineens een valkuil moge ontstaan.
In deze bijdrage staat het ter beschikking stellen van een pand centraal. Bij een gedegen planning zijn vergelijkbare voordelen te behalen voor het ter beschikking stellen van bijvoorbeeld leningen en andere vermogensbestanddelen. Zo kan het nadeel van de Nederlandse TBS regeling voor inwoners van België worden omgezet in een lucratief voordeel in Box III.
hits=581= / id=3487=