Hof Arnhem-Leeuwarden, 16 december 2014
Inkomsten uit vermogen worden in Nederland belast in box 3 (belastingheffing op grond van een vast wettelijk rendement van 4% over de waarde van het vermogen, belast tegen een vast tarief van 30%).
Ook de verhuur en de verkoop van onroerend goed, zoals appartementen, wordt dus in principe belast in box 3. Deze heffing in box 3 is meestal gunstiger dan belastingheffing in box 1. In box 1 zou namelijk de werkelijke opbrengst worden belast tegen tarieven oplopend tot 52%. Op het moment dat het rendement hoger is dan 4% is box 3 vaak gunstiger.
Toch is er soms sprake van belastingheffing in box 1 bij verhuur en/of verkoop van onroerend goed. De heffing vindt dan niet plaats in box 3. Van heffing in box 1 zal sprake zijn op het moment dat er (zoveel of dusdanige) werkzaamheden zijn verricht dat er geen sprake meer is van normaal vermogensbeheer. Er is dan sprake geweest van (specifieke) inspanningen en die inspanningen hebben er toe geleid dat er meer wordt verdiend dan dat er normaal gesproken zou worden verdiend met “normale” verhuur en/of verkoop van appartementen.
In deze zaak gaat het om appartementen die worden aangekocht en waarin de belastingplichtige kluswerkzaamheden gaat verrichten om ze geschikt te maken voor de verhuur, zoals:
– de installatie van leidingen voor water en elektra,
– het plaatsen van keukens,
– het egaliseren van vloeren en
– het plaatsen van trappen en plafonds.
Ook al heeft hij hiervoor aanzienlijke werkzaamheden moeten verrichten (hij kocht de appartementen feitelijk casco), toch vindt het Hof dat de werkzaamheden “normaal vermogensbeheer” vormen. De belastingheffing vindt daarom plaats in box 3.
Een belangrijk punt daarbij was dat het gebouw al was onderverdeeld in appartementen. Was dit niet zo geweest en had de belastingplichtige die splitsing zelf gerealiseerd, dan was er, volgens vaste rechtspraak, heel waarschijnlijk wel sprake geweest van meer dan normaal vermogensbeheer met belastingheffing in box 1.
hits=23= / id=3855=