De Belgische successiewetgeving stelt dat een derdenbeding dat door de overledene tijdens zijn leven is opgemaakt, en op grond waarvan bij zijn overlijden een som, rente of waarde wordt uitgekeerd, wordt gelijkgesteld met een legaat en dus wordt belast met successierechten (art. 8 W.Succ.). Het typevoorbeeld van een derdenbeding is een klassieke levensverzekering. Deze fictiebepaling maakt een uitzondering voor uitkeringen van groepsverzekeringen onderschreven door de werkgever als gevolg van een bindend reglement van de onderneming waartoe de overleden werknemer verplicht moest toetreden, op voorwaarde dat de begunstigde de langstlevende echtgenoot van de vooroverleden verzekerde werknemer is.
Bij wet van 28 maart 2007 werden de rechten van wettelijk samenwonenden voor een klein deel gelijkgesteld met die van gehuwden, althans op burgerrechtelijk vlak. Op het vlak van de successierechten geldt een veel ruimere gelijkstelling tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden, met name inzake het tarief, de vrijstellingen en de verminderingen.
De Rechtbank van eerste aanleg te Luik moest zich recent buigen over de vraag of de voormelde fiscale fictiebepaling een discriminatie inhoudt ten aanzien van de langstlevende wettelijk samenwonende partner, aangezien de fictiebepaling enkel een uitzondering maakt voor een groepsverzekering ten gunste van de langstlevende echtgenoot, en niet ten gunste van de langstlevende wettelijk samenwonende partner. De rechtbank besloot om deze vraag voor te leggen aan het Grondwettelijk Hof.
Het Grondwettelijk Hof is van mening dat de uitkeringen aan de langstlevende partner op grond van een groepsverzekering waarbij de werknemer verplicht moest toetreden, in feite een aanvullend overlevingspensioen uitmaken. Nu de wet van 25 maart 2009 het recht op het overlevingspensioen niet heeft uitgebreid tot wettelijk samenwonenden, acht het Hof de beperking van het uitzonderingsregime voor groepsverzekeringen in de successierechten tot de langstlevende echtgenoot niet discriminerend. Om het onderscheid weg te werken is dus wetgevend initiatief noodzakelijk. Volledigheidshalve kan worden aangestipt dat het Grondwettelijk Hof eerder in gelijkaardige zin heeft beslist ten aanzien van “feitelijk” samenwonende partners.
Ook voor Nederbelgen heeft deze uitspraak consequenties. Zo vallen Nederbelgen met het statuut van geregistreerd partnerschap, vermoedelijk buiten het uitzonderingsregime.
hits=2= / id=1519=