Na de uitspraak van het Hof van Beroep te Antwerpen waaruit blijkt dat de AOW-uitkering niet in België fiscaal belast mag worden, rijst de vraag hoe nu verder nu de Belastingadministratie nog steeds niet haar cassatiegronden kenbaar heeft gemaakt. In de media zijn diverse publicaties verschenen. Onderstaand artikel wil bij het artikel in het februarinummer (blz. 80) de nodige kanttekeningen plaatsen.
Kern van de zaak
Het Hof van Beroep heeft vastgesteld dat toepassing van het Belgisch-Nederlands belastingverdrag niet in geschil was. In geschil was het feit of de Belgische Belastingadministratie de AOW-uitkering mag belasten met personenbelasting op grond van haar eigen fiscale wetgeving. De Belastingadministratie stelde dat dit mogelijk is, daar het AOW-uitkeringsrecht een recht is dat gekwalificeerd kan worden als een uitgesteld beroepsinkomen. De SVB (Sociale Verzekeringsbank) als uitkerende instantie van het AOW-uitkeringsrecht heeft schriftelijk uitvoerig toegelicht waarom het AOW-uitkeringsrecht GEEN uitgesteld beroepsinkomen is. Deze stelling van de SVB is door de Belastingadministratie nimmer aangevochten, noch heeft zij hieromtrent met de SVB contact opgenomen.
Zij heeft slechts verwezen naar eerdere uitspraken hieromtrent. Door een fiscaal advieskantoor in Turnhout is vastgesteld dat bij deze geschillen nimmer is betrokken de visie van de SVB als uitkerende instantie. Het is daarom dat de SVB is gevraagd haar visie onderbouwd op schrift te stellen, waaruit blijkt of het AOW-recht al dan niet als een uitgesteld beroepsinkomen aangemerkt kan worden. Haar stelling is dat het AOW-uitkeringsrecht – zonder uitzondering – niet aangemerkt kan worden als een uitgesteld beroepsinkomen. De stelling van de SVB als enig bevoegde instantie heeft werkingskracht tot dat zij wordt herzien middels het maken van bezwaar tegen haar stelling. Een ieder heeft het recht hiertegen bezwaar te maken, die aantoont hierbij belang te hebben. De Belgische Belastingadministratie heeft hiertegen nimmer bezwaar gemaakt. Tot op heden is ons geen bezwaar bekend, zodat de stelling van de SVB in grensoverschrijdende situaties volgens Europees recht gevolgd moet worden.
Heffingsrechten
Verwerft Nederland heffingsrecht omdat België het AOW-uitkeringsrecht niet normaal belast?
Bij de tot standkoming van het Belgisch-Nederlands belastingverdrag heeft België nadrukkelijk verklaard het AOW-uitkeringsrecht normaal te belasten. Sommigen menen dat indien België zijn toezegging gedaan bij de tot standkoning van het verdrag niet nakomt, dit er toe leidt dat Nederland heffingsrecht verwerft. Naar onze mening kan het niet zo zijn dat Nederland heffingsrechten verwerft door het niet nakomen van een toezegging (dit is dan ook niet in het verdrag geregeld).
Artikel 18 paragraaf 2 b van het Belgisch-Nederlands belastingverdrag bepaalt niets omtrent daadwerkelijk heffing door België. Dit artikel bepaalt dat de inkomsten die niet in de belastingheffing worden betrokken als inkomsten belastbaar tegen het algemeen van toepassing zijnde tarief door Nederland onder voorwaarden belast mogen worden. Bovendien mag het inkomen door België niet voor minder dan 90% in de belastingheffing worden betrokken.
De vraag die zich hier stelt is of het betrekken in de belastingheffing gelijk is met het daadwerkelijk heffen van belasting. Onze visie is dat dit niet hetzelfde is. Hij die een verrekenbaar verlies heeft en een AOW-uitkeringsrecht geniet, zal geen belasting betalen, indien het te verrekenen verlies groter is dan het AOW-uitkeringsrecht. Hij betaalt derhalve geen belasting, doch zijn AOW-uitkeringsrecht is wel in de heffing betrokken. Naar onze mening is inkomen in de heffing betrokken, wanneer het is aangegeven (kenbaar gemaakt) en daardoor de heffingscontrole heeft kunnen ondergaan, ongeacht of dit al dan niet leidt tot het daadwerkelijk ondergaan van de heffingcontrole en of leidt tot daadwerkelijk heffing. Wij menen dan ook dat Nederland geen heffingsrecht verwerft, indien België het AOW-inkomen niet belast. België betrekt het inkomen immers in de heffingscontrole als een uitkering die wordt belast tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief.
De daadwerkelijk heffing tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief is geen voorwaarde om te kunnen stellen dat het inkomen in de belastingheffing werd betrokken. Het AOW-pensioen wordt in de heffing betrokken voor inkomsten belastbaar tegen het algemeen geldend tarief, doch op grond van de interne Belgische wetgeving dient het AOW-pensioen niet aangemerkt te worden als een pensioen dat de vorm heeft van een uitgesteld beroepsinkomen. Het pensioenrecht is destijds (in Nederland) definitief verworven. De betaalde premies zijn nimmer in België in aftrek gebracht. Het Belgische heffingsmoment is het moment van definitieve verwerving van de rechten in tegenstelling tot Nederland, waar het heffingsmoment het moment van uitbetaling is. Het Belgische heffingsmoment ligt derhalve voor het moment van uitbetaling. Nederland verwerft naar onze mening in tegenstelling tot hetgeen anderen menen dan ook geen heffingsrecht
Bezwaarschriften / Cassatiegronden
Bij het behandelen van de lopende bezwaarschriften tegen de Belgische heffing van Personenbelasting en Gemeentebelasting over het AOW-uitkeringsrecht blijkt keer op keer dat men stelt dat door de Belastingadministratie cassatie is ingesteld. Wanneer gevraagd wordt naar de cassatiegronden blijft het antwoord uit. De termijn van drie maanden waar binnen cassatie is in te stellen is verlopen. De reden dat (nog) geen cassatie is ingesteld, is volgens de belastingadministratie dat het vonnis niet is betekend. Inmiddels zal het vonnis betekend zijn, zodat drie maanden na 20 maart 2008 de cassatietermijn definitief is verlopen.
De bezwaarschriften worden niet afgedaan daar de motivatie waarom de visie van het Hof van Beroep niet wordt gedeeld niet wordt gemeld, waardoor de belastingplichtige in zijn rechten van verdediging met betrekking tot het lopende geschil onnodig wordt geschaad. Wij adviseren de bezwaarschriften te laten aanhouden tot dat de Belastingadministratie haar cassatiegronden kenbaar maakt.
AOW-recht verworven wegens in Nederland verrichte arbeid
De inwoner van België kan door het verrichten van arbeid in Nederland AOW-recht verwerven. Dit AOW-recht houdt verband met beroepswerkzaamheden. Het houdt geen verband met beroepsinkomen. Immers het AOW-recht wordt niet beïnvloed door de aan- of afwezigheid van beroepsinkomen. Daarom heeft naar onze mening de SVB terecht verklaard dat het AOW-recht in geen enkel opzicht verband houdt met een vroeger beroepsinkomen en daardoor niet kan worden aangemerkt als een uitgesteld beroepsinkomen. Ook op dit punt verschillen wij van mening met diegenen die menen dat AOW-recht verkregen middels arbeid in Nederland aangemerkt moet worden als een uitgesteld beroepsinkomen.
Het AOW-recht verworven uit onverschuldigde premies die als vrijwillig betaalde premies zijn geherkwalificeerd
Vele, vele inwoners van België betalen onwetend Nederlandse premies volksverzekeringen waaraan geen enkel recht ontleend kan worden. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de Nederlandse Belastingdienst premies heft, terwijl de SVB nalaat een positieve verklaring toepasselijke Nederlandse Sociale wetgeving af te geven. Ook voor dit AOW-recht geldt dat het geen enkel verband houdt met vroegere beroepswerkzaamheden en daardoor niet kan worden aangemerkt als een uitgesteld beroepsinkomen.
Het AOW-recht verkregen middels aanrekening van fictief loon
De DGA (directeur grootaandeelhouder) die als inwoner van België in Nederland werkt voor zijn Belgische vennootschap wordt belast met Nederlandse Sociale lasten en Belgische bijdragen voor de zelfstandigenkas. Indien zijn arbeid in Nederland verricht niet beloond wordt en die in België wel dan heft Nederland over een fictief loon. Het AOW-uitkeringsrecht dat men aldus verwerft, kan moeilijk als een uitgesteld beroepsinkomen worden gekwalificeerd, daar er immers geen daadwerkelijk inkomen werd genoten.
Het AOW-recht verkregen middels herkwalificatie tot loon
De Nederlandse belastingdienst heft premies over inkomsten die als loon worden gekwalificeerd. Te denken valt hier aan:
– Voordelen genoten in verband met een te lage rentevergoeding
– opname in rekening-courant
– privé-gebruik auto
– gratis woongenot
– en andere
De herkwalificatie tot loon volgens Nederlandse normen is anders dan de Belgische herkwalificatie. Dit betekent dat Nederlands beroepsinkomen niet gelijk is aan het Belgisch beroepsinkomen. Ook bij geherkwalificieerd loon geldt dat het AOW-recht definitief is verworven op het moment van het verrichten van de arbeid en niet op het moment van uitbetaling. Het heffingsmoment voor België is verjaard.
Wij hopen met dit artikel de lezer wat meer inzicht in de problematiek gegeven te hebben en blijven adviseren bezwaar te maken tegen de heffing van Gemeentebelasting en Personenbelasting over de AOW-uitkering.
hits=3= / id=1583=