De Staatssecretaris van Financiën in Nederland, de Jager, heeft in een toespraak op 14 april jl. de discussie geopend over de nieuwe wet die op 1 juli 2010 de Wet Successierecht 1956 zou moeten gaan vervangen.
De Staatssecretaris gaf aan dat op grond van een vijftal punten de huidige wet veranderd moet worden.
1. De wet geeft de mogelijkheid tot (ongewenste) constructies, zoals trust, ik-opa testamenten, turbotestamenten, etc.
2. Er moet aangesloten worden aan de economische werkelijkheid. Hierbij wordt vooral gedacht aan de vererving krachtens het Burgerlijk Wetboek sinds 2003, waarbij de kinderen bij het overlijden niets anders krijgen dan een vordering op de langstlevende ouder die de kinderen gedurende het leven van de langstlevende niet kunnen opeisen.
3. De tarieven. Nederland kent nu vier tabellen met ieder zeven schijven. Dat lijkt wel wat veel van het goede. De top der tarieven moet worden verlaagd.
4. Vereenvoudiging. Toegegeven moet worden dat de huidige wet bijna niet te begrijpen valt door leken, hoe goed ze ook gevormd zijn. Of het lukken zal een nieuwe wet te ontwerpen die eenvoudig is en geen gaten overlaat is voor mij nog een vraag.
5. Draagvlak. Het uitgangspunt is dat de opbrengst van de belasting tenminste gelijk moet blijven en de constructies moeten worden voorkomen.
Wat wil de Staatssecretaris nu gaan doen?
Hij heeft vier onderwerpen naar voren gebracht die hij wil aanpakken.
1. Hij denkt aan defiscalisering van vorderingen en rente. Dat vereist natuurlijk de nodige toelichting. Defiscalisering betekent dat bepaalde vermogensbestanddelen buiten (de greep van) de fiscus worden gehouden, in dit geval de vorderingen en rente van de kinderen. Dit heeft in het bijzonder betrekking op de hiervoor aangehaalde vererving van de nalatenschap van de eerste overledene van een echtpaar. Immers de langstlevende krijgt alles en moet de door overbedeling ontstane schuld aan de kinderen (die niet haar eigen kinderen behoeven te zijn) eerst betalen bij overlijden. De kinderen beklagen zich bij de fiscus erover dat zij direct belasting moeten betalen over iets waar zij niets mee kunnen doen en wellicht na jaren kunnen incasseren, als er al wat te incasseren valt.
In de Nederlandse Wet op Inkomstenbelasting zijn dergelijke vorderingen ook gedefiscaliseerd. Voor de successie lijkt het mij vrij moeilijk zo niet onmogelijk ervan uitgaande dat de opbrengst van de belasting – ook al is dat maar tijdelijk- niet te veel onder druk mag staan.
De Staatssecretaris zegt zelf dat hij het nog aan het onderzoeken is. Hier schieten we als belastingplichtigen uiteindelijk niet veel mee op. Zelfs zou je kunnen zeggen: wanneer op zo’n essentieel punt geen duidelijkheid bestaat, dan schiet de Staatssecretaris al bij het begin van het discours tekort.
Naast de heffing op vorderingen en rente staat natuurlijk ook de waardering van blooteigendom en vruchtgebruik en de vraag of deze rechtsfiguur ook gedefiscaliseerd moet worden. Indien een vruchtgebruiker het recht van intering op het vruchtgebruik heeft is de waarde van de blooteigendom natuurlijk ook heel discutabel. Wanneer gesproken wordt van economische werkelijkheid kunnen vele vraagtekens worden gezet. Eigenlijk is het triest om te zeggen maar op dit punt heeft de Staatssecretaris ons volledig in de steek gelaten. Hij vraagt niet voor niets hulp bij de belastingwetenschap.
2. De constructies.
De constructies wil hij op alle manieren te lijf gaan, maar eigenlijk kan hij dat eerst goed wanneer een beslissing genomen is over het hiervoor behandelde punt, in het bijzonder op het gebied van de vererving binnen het gezinsverband. Voor de nu bekende constructies valt altijd wel een fictiebepaling te maken die de constructie frustreert. Daarnaast speelt de fiscale betekenis van ontbindende voorwaarden een rol.
In Nederland wordt in tegenstelling tot België bij een ontbinding van een overeenkomst op grond van een ontbindende voorwaarde veelal eventueel betaald registratie- of successierecht terug betaald. Dat kan tot bijzondere mogelijkheden leiden. De Staatssecretaris geeft het voorbeeld van een schenking van aandelen vlak voor de dividend aankondiging. Dat dividend kan dan zonder belasting door de begiftigden worden geïnd. De Staatssecretaris geeft nog niet concreet aan hoe hij dit wil aanpakken.
3. Internationale aspecten.
Het bovenstaande is eigenlijk redelijk vaag en onzeker en kan nog veel kanten op. Helaas kan dat niet gezegd worden van het voornemen om een verkrijgersbelasting te introduceren.
Wat is nu die voor de lezers ingrijpende verkrijgersbelasting?
Dat is een belasting die aan inwoners van Nederland wordt opgelegd over verkrijgingen uit hoofde van schenking of vererving van vermogensbestanddelen, afkomstig van niet-ingezetenen. De in het buitenland betaalde belasting mag dan in mindering worden gebracht. Dit is een zeer ingrijpende heffing waarvan de gevolgen zeer zwaar zullen drukken op Nederbelgische families. Helaas mag er op geen enkele manier van uitgegaan worden dat dit voorstel niet gerealiseerd zal worden. De Staatssecretaris heeft twee argumenten.
a. Hij heeft geld nodig om de tarieven te verlagen, terwijl de gehele operatie van wetswijziging geen cent mag kosten.
b. Een soortgelijke regeling is ook aanwezig in Duitsland en Frankrijk.
Hoe diep ingrijpend dit wel is wil ik met een eenvoudig voorbeeld illustreren, waarbij ik er van uit ga (hopelijk ten onrechte) dat de bekende 10-jaars termijn ook voor deze regeling geldt.
Een Nederbelg heeft een zoon die in Wageningen gaat studeren. Na afloop van de studie gaat de zoon weer in België wonen. Acht jaar daarna gaat hij trouwen en koopt een huis. De koopsom van dat huis wordt hem door zijn vader geschonken. Omdat hij nog geen 10 jaar uit Nederland weg is wordt deze schenking in Nederland belast. Daar mag hij dan de in België betaalde 3% aftrekken. Wanneer al zo’n extreme transactie wordt belast behoeft men zich geen illusie te maken over wat er gebeurt bij een eenvoudige schenking of vererving aan een Nederlands ingezetene afkomstig van een buitenlander.
Dit voornemen van de staatssecretaris heeft een diep ingrijpende betekenis. Dit kan niet voldoende worden onderstreept. Voor Nederbelgen betekent het in feite dat de besparingen, die in het bijzonder door Vlaanderen zijn toegestaan, zoals schenkingsrecht van 3% en splitsing van een nalatenschap in roerende en onroerende zaken aan hun verwanten in Nederland worden ontnomen. Het vorenstaande zal ongetwijfeld in de wet worden opgenomen, maar het kan nog veel erger worden wanneer de vruchtgebruik behandeling een heel andere opzet krijgt in die vorm dat de blooteigenaren eerst belast worden wanneer ze na het overlijden de volle eigenkom verkrijgen en daarover worden belast. Dat lijkt aantrekkelijk maar het vruchtgebruik wordt dan in feite dubbel belast.
Aan dit voornemen worden 5 regels gewijd, terwijl aan de trust 28 regels worden besteed maar de verkrijgersbelasting is een vaststaand feit en de trust is zelfs voor Angelsaksen een moeilijk definieerbaar begrip.
De trust is voor later.
4. Bedrijfsopvolging.
Ook hier wordt een vereenvoudiging van de regels aangekondigd. Wellicht zullen er ook nog serieuze problemen ontstaan wanneer Nederlandse ingezetenen als opvolgers optreden in een Belgisch bedrijf.
Er blijken talloze onzekerheden te bestaan en daarom moet er op worden aangedrongen dat de voornemens zo spoedig mogelijk in een wetsontwerp worden vastgelegd.
Het staat vast dat in de toekomst nieuwe belasting wordt geheven maar op welke manier weten we nog niet. Alle estateplannen mede gebaseerd op de huidige Nederlandse verhoudingen moeten worden aangepast voor zover dat mogelijk is.
Het spreekt vanzelf dat u van de verdere ontwikkeling op de hoogte wordt gehouden.
hits=57= / id=1586=