Europese studenten die in een ander EU-land willen gaan studeren, moeten daar gedurende ten minste vijf jaar legaal hebben gewoond, voordat ze aanspraak kunnen maken op studiefinanciering. Dat heeft het Europees Hof van Justitie onlangs beslist. Het hoogste rechtscollege in EU-aangelegenheden heeft daarmee een nieuwe grens gesteld aan het recht van EU-studenten op een studiebeurs (om te voorzien in hun kosten van levensonderhoud) in een ander EU-land. Eerder, in april 2005, heeft het Hof bepaald dat sprake moet zijn van ‘een zekere mate van integratie’ in het gastland voordat studenten aanspraak kunnen maken op studiefinanciering in dat land.
Tijdens het proces drongen veel EU-landen, waaronder Nederland, aan op meer duidelijkheid. Zij opteerden voor een wachttijd van vijf jaar. Zij voorzagen anders ‘studiebeurs-toerisme’ en ondermijning van hun nationale stelsels van studiefinanciering. Het Hof besliste dat ‘een voorwaarde van vijf jaar ononderbroken verblijf geschikt is om te garanderen dat de aanvrager van de beurs is geïntegreerd’ in het gastland. Zo’n eis kan ‘niet als excessief worden aangemerkt’. Een wachttijd van vijf jaar leidt volgens het Hof niet tot verboden discriminatie van studenten uit andere EU-landen ten opzichte van hun binnenlandse collega’s. Evenmin is bij deze beperking sprake van een ongeoorloofde inperking van het vrije personenverkeer voor Europese studenten.
De verblijfsvoorwaarde van vijf jaar stelt belanghebbenden in staat ‘ondubbelzinnig hun rechten en verplichtingen te kennen’, aldus het Hof. Daardoor waarborgt zij ‘een hoog niveau van rechtszekerheid en transparantie’ rond studiebeurzen in de EU.
De zaak was aanhangig gemaakt door de Duitse Jacqueline Förster, die in 2000 in Nederland kwam studeren. In de tweede helft van 2003 weigerde de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) haar een studiebeurs. Förster, die inmiddels is afgestudeerd en hier werkt, vocht die weigering aan, als zijnde een verkapte vorm van discriminatie. Het Hof wees dat dus af.
hits=267= / id=1611=