De Nederlandse Staatsecretaris van Financiën Jan Kees de Jager heeft zijn plannen ontvouwd voor de aanpassingen in de belastingheffing over schenkingen en erfenissen: het wetsvoorstel Schenk- en Erfbelasting. Waar de Staatssecretaris eerst nog aankondigde een hele nieuwe wet te gaan maken, blijken de voorgestelde aanpassingen meer het karakter van een grote voorjaarsschoonmaak te hebben: er worden regelingen geschrapt, de wetsficties worden aangescherpt en nieuwe ficties worden toegevoegd. Ook de tarieven worden eenvoudiger, hoewel niet altijd lager! Het is de bedoeling dat de nieuwe wet op 1 januari 2010 van kracht gaat worden.
Deze nieuwe wetgeving zal in veel gevallen grote gevolgen kunnen hebben, niet alleen voor inwoners van Nederland, maar ook voor personen die buiten Nederland wonen, zoals de Nederbelgen. Omdat de gevolgen groot kunnen zijn, is het voor u van belang tevoren te weten waar u aan toe bent en, belangrijker nog, welke actie u kunt ondernemen om uw financiële en fiscale planning weer optimaal te maken. Hoewel op dit moment de nieuwe wet nog niet definitief vastligt, lijkt het ons dan ook in uw belang om nu al aandacht te besteden aan de hoofdlijnen van het wetsvoorstel. Van belangrijke wijzigingen die gedurende het jaar nog worden aangebracht in het voorstel worden aangebracht, zullen wij u in dit blad uiteraard op de hoogte houden.
In deze bijdrage besteden wij eerst aandacht aan wijzingen in de wet, die meer algemeen van aard zijn. Daarna zullen wij wat dieper ingaan op twee andere wijzigingen, namelijk in het recht van overgang en de invoering van een fiscale transparantie van doelvermogens, die naar onze mening zeker ook voor Nederbelgen van belang kunnen zijn.
De “oude” Successiewet 1956
Op dit moment is de “oude” Successiewet uit 1956 nog van toepassing. Het betreft een wet die feitelijk in haar basis al omstreeks 150 jaar oud is. Bij deze wet wordt geheven over schenkingen en erfenissen door in Nederland wonende schenkers of overledenen. Daarnaast wordt op grond van de huidige Successiewet zogenoemd “recht van overgang” geheven, waar wij overigens hierna nog nader op in zullen gaan. Omdat de Successiewet als zeer ingewikkeld wordt ervaren en omdat, naar de mening van de Staatssecretaris, er teveel mogelijkheden voor belastingontwijking bestaan binnen de huidige wet, diende er een nieuwe Successiewet te komen. De Staatssecretaris was daarbij eerst van plan een geheel nieuwe wet op te stellen. Van dit voornemen is hij toch vrij snel afgestapt. Wij gaan op een aantal van de belangrijkste wijzigingen in het wetsvoorstel nader in.
Naar een Wet Schenk- en Erfbelasting 2010
Algemeen
Toch geen verkrijgersbelasting!
De nieuwe wet leidt ook tot een nieuwe naam: de oude naam “Successiewet” vervalt en wordt vervangen door de naam “Wet Schenk- en Erfbelasting”. Daardoor wordt in de naamgeving van de wet duidelijker waarover wordt geheven: over schenkingen en erfenissen.
In de vooraankondigingen die over de nieuwe wetgeving waren gedaan, was eerst sprake van het introduceren van een verkrijgersbelasting. Dat houdt in dat het uitgangspunt van die nieuwe wet zou zijn, dat er niet langer sprake zou zijn van een belasting die aansluit bij de woonplaats van overdrager (schenker of overledene), maar bij die van de verkrijger. Als de verkrijger in Nederland woont, zou Nederland belasting gaan heffen. Dat zou ook betekenen dat de huidige woonplaatsficties (zoals de tienjaarsfictie), op grond waarvan emigranten ook na hun verhuizing als belastbare fictieve inwoner van Nederland kunnen worden gezien, niet meer zo noodzakelijk zouden zijn. De omschakeling naar een verkrijgersbelasting zou systematisch in ieder geval het tegenovergestelde van de huidige Successiewet zijn. Van dit voornemen is de Staatssecretaris dus toch weer afgestapt. Dit zal ook mede te maken hebben met de omstandigheid dat de tienjaarsfictie beoordeeld is door de Europese rechter en door die rechter is goedgekeurd. In haar basis blijft de wetsystematiek zoals ze nu ook is. Dat betekent ook dat een emigrant uit Nederland op grond van het huidige voorstel ook na 2009 na maximaal tien jaar van de Nederlandse belastingclaim over schenkingen en erfenissen af zal zijn.
Vereenvoudiging tarieven, vrijstellingen en partnerbegrip
Net zoals de naamgeving van de nieuwe wet eenvoudiger wordt, worden ook de tarieven en vrijstellingen vereenvoudigd. Op dit moment zijn er met name vele tariefsgroepen en verschillende soorten vrijstellingen. Hier wordt de bezem doorgehaald. De tarieven worden veel eenvoudiger. Ondanks dat het Ministerie van Financiën claimt dat het een verlaging betreft, is dat zeker niet in alle gevallen zo. Zo wordt de eerste schijf voor verervingen aan kinderen of echtgenoten verhoogd van 5% naar 10%. Het zal dus van geval tot geval blijken dat de één erop vooruit zal gaan, terwijl de wijzigingen voor een ander weer duurder uitvallen. Eén ding is wel duidelijk: het volgens velen exorbitante hoogste tarief van 68% komt te vervallen. Het maximumtarief bedraagt straks 40%. De huidige (2009) en toekomstige (2010) tarieven geven wij in een schema weer:
Huidige tarieven
Tariefgroep 1 Tariefgroep 1A Tariefgroep 2 Tariefgroep 3
€ partners/kinderen kleinkinderen broers/zussen en ouders overigen
0- 22.763 5% 8,0% 26% 41%
22.763- 45.519 8% 12,8% 30% 45%
45.519- 91.026 12% 19,2% 35% 50%
91.026- 182.042 15% 24,0% 39% 54%
182.042- 364.073 19% 30,4% 44% 59%
364.073- 910.163 23% 36,8% 48% 63%
910.163- en meer 27% 43,2% 53% 68%
Toekomstige tarieven
Tariefgroep 1 Tariefgroep 1A Tariefgroep 2
€ partners/kinderen kleinkinderen overigen
0- 125.000 10% 18% 30%
125.000- en meer 20% 36% 40%
De tariefgroepen blijken dus inderdaad aanzienlijk eenvoudiger te zijn geworden. Daarnaast worden de vrijstellingen vereenvoudigd en afgerond. De huidige vrijstelling, met name bij vererving aan kinderen onder de 23 jaar, zijn ingewikkeld. De meest relevante nieuwe vrijstellingen worden als volgt:
Vererving aan Schenking aan
Partner € 600.000 € 2.000
Kinderen € 19.000 € 5.000 *
Kleinkinderen € 19.000 € 2.000
Overigen € 2.000 € 2.000
*: voor schenkingen aan kinderen tussen de 18 en 35 jaar geldt nu recht op een eenmalige verhoging van € 22.760. Deze blijft bestaan en wordt verhoogd tot € 24.000.
Tenslotte gaat ook het partnerbegrip op de schop. Op dit moment bestaat er een zeer uitgebreide partnerregeling in de Successiewet. Vele vormen van samenleven kunnen binnen de huidige wet onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op de partnerregeling vallen, ook meerrelaties. Dit is uiteraard gunstig vanwege de hoge vrijstelling en lage tarieven. Zo kan een samenwoonsituatie met een eigen kind ertoe leiden dat het kind aanspraak kan maken op de tarieven en vrijstelling voor een partner. De partnerregeling wordt sterk vereenvoudigd en een aantal samenleefvormen komen niet meer in aanmerking voor de partnerregeling. Globaal komen alleen nog gehuwden, geregistreerde partner en de samenwoners met een notariële samenlevingsovereenkomst in aanmerking voor de partnerregeling.
Overige algemene wijzigingen
Zoals wij al opmerkten, was het ook de intentie om met de wetswijziging diverse constructies te bestrijden. Daartoe zijn een aantal voorstellen in het wetsvoorstel opgenomen die dat doel hebben. Naast het bestrijden van constructies worden regelingen zoals de bedrijfsopvolgingfaciliteit versoepeld. Wij wijzen kort op enkele opvallende wijzigingen:
In de Nederlandse adviespraktijk wordt regelmatig gebruik gemaakt van renteloze of laagrentende leningen tussen met name ouders en kinderen. De ouders lenen de kinderen geld zonder dat het kind rente hierover hoeft te betalen. Op grond van huidig recht kan deze lening zonder heffing van schenkbelasting renteloos blijven onder de voorwaarde dat de vordering direct opeisbaar is. Het achterwege laten van het berekenen van rente wordt dan niet als een schenking gezien. Bij het wetsvoorstel wordt nu echter een fictie geïntroduceerd op grond waarvan een renteloze of laagrente vordering wordt gezien als een schenking van het vruchtgebruik van de vordering door de ouders aan het kind. Van een laagrentende vordering zal overigens sprake zijn, indien de rente lager is dan 4%. Als er sprake is van een renteloze of laagrentende vordering dan dient het voordeel voor het kind ieder jaar als schenking te worden gezien en moet hierover schenkbelasting worden betaald. Dit geld ook voor nu al bestaande renteloze leningen.
Recentelijk is er rechtspraak uitgekomen die ruimte biedt aan belastingbesparende constructies. De eerste uitspraak betrof de verkoop van de woning door ouders aan kinderen, waarbij de levering van de woning wordt uitgesteld tot het overlijden. Dit leidt ertoe dat de ouders levenslang in de woning kunnen blijven wonen, terwijl juridisch en fiscaal de woning in het verleden is overgedragen aan de kinderen. De waardeaangroei over de periode van verkoop tot moment van levering (bij overlijden van de ouders) is zonder heffing van erfbelasting ten bate gekomen van de kinderen. De tweede uitspraak betreft een vader die een overeenkomst van levensverzekering (overlijdensrisicoverzekering) sloot met zijn kinderen. Als deze overeenkomst op juiste wijze wordt opgezet kan deze constructie ertoe leiden dat een aanzienlijk vermogen van vader bij overlijden uit hoofde van de uitkering van de levensverzekering overgaat op de kinderen, zonder dat de kinderen erfbelasting hierover hoeven te betalen. Het wetsvoorstel wil deze beide “gaten” in de wet meteen dichten met fictiebepalingen.
Een relatief nieuwe mogelijkheid is de herroepelijke schenking. Daarbij is het mogelijk om een schenking op later moment te herroepen. Op grond van de huidige regeling wordt dan het bedrag aan betaalde schenkbelasting terug gegeven. Dat maakt het mogelijk om bijvoorbeeld aandelen te schenken voorafgaand aan een grote dividenduitkering. Na de schenking krijgt de begiftigde de dividenden uit de aandelen en daaropvolgend wordt de schenking herroepen en de schenkbelasting terugbetaald. Hierdoor is het dividend zonder schenkbelasting overgedragen aan bijvoorbeeld de kinderen. In de fiscale literatuur is al gewezen op deze mogelijkheid, maar worden hier ook al vraagtekens bij gesteld. In het wetsvoorstel wordt in ieder geval duidelijk gemaakt dat in zo’n constructie bij de teruggave van schenkbelasting rekening wordt gehouden met tussentijdse voordelen zoals een dividend (waardoor niet al de schenkbelasting meer zal worden terugbetaald).
Tenslotte worden ook diverse populaire testamentvormen zoals het “ik-opa” testament, het turbotestament, waarvan sommige gevolgen en mogelijkheden tot belastingbesparing niet gewenst worden geacht, nader aangepakt.
Specifieke wijzigingen met mogelijk grote gevolgen voor Nederbelgen
Het vervallen van het recht van overgang
Uit de nieuwe naam, de Wet Schenk- en Erfbelasting, blijkt al de eerste grote verandering: de belasting over schenkingen en erfenissen blijft, maar het recht van overgang komt te vervallen. Het recht van overgang is een relatief ingewikkelde regeling van belastingheffing over de overgang van Nederlandse onroerende zaken. Wij lichten dit toe.
Het recht van overgang is de belastingheffing in het geval van personen die buiten Nederland wonen en die Nederlandse onroerende zaken schenken of nalaten. Omdat normaal gesproken binnen de oude Successiewet alleen wordt geheven, indien de schenker of overledene (al dan niet fictief) in Nederland woont, zou de schenking of vererving van Nederlandse onroerende zaken niet leiden tot heffing van Nederlandse successie- of schenkingsrechten. Aangezien onroerende zaken zeer nauw met het Nederlands grondgebied zijn verbonden, wilde men toch heffen ook al woonde de schenker of overledene niet in Nederland. Om dan belastingheffing mogelijk te maken was het recht van overgang in de wet opgenomen. Daarbij werd óók recht van overgang geheven over de schenking of vererving van aandelen in onroerend goedvennootschappen (vennootschappen met 70% of meer kwalificerende Nederlandse onroerende zaken als bezittingen). Met name indien er sprake was van heffing van Nederlands recht van overgang over aandelen in onroerend goedvennootschappen kon gemakkelijk dubbele heffing ontstaan. Het buitenland kon namelijk de kwalificatie van de aandelen als (fictieve) onroerende zaak niet accepteren en zelf ook schenk- of erfbelasting heffen maar dan uiteraard over de aandelen.
Deze specifieke problematiek gaat tot het verleden behoren: het recht van overgang wordt namelijk afgeschaft. Het bleek namelijk dat deze belasting relatief weinig opbracht. Daarnaast lag het recht van overgang op grond van Europees recht ook al onder vuur (zoals ook bleek in de zaak Arens-Sikken, waarover wij al eerder hebben geschreven in dit blad).
Toch betekent dit niet automatisch dat de schenking of vererving van Nederlandse onroerende zaken altijd eenvoudiger of gunstiger wordt. Er moet bijvoorbeeld ook rekening worden gehouden met de Nederlandse overdrachtsbelasting van 6% en de belastingheffing in het buitenland. Wij vatten een aantal bijkomende aandachtspunten samen.
Ons inziens zal over schenkingen door personen die buiten Nederland wonen dus geen recht van overgang worden geheven, maar wèl 6% overdrachtsbelasting kunnen worden geheven (ook bij onroerend goedvennootschappen). De tegemoetkomingen die in de overdrachtsbelasting waren opgenomen (omdat er immers al recht van overgang werd geheven) komen namelijk te vervallen. Onder het huidige voorstel lijkt het er overigens ook nog op dat in de meeste gevallen weer geen 6% overdrachtsbelasting kan worden geheven bij een vererving van Nederlandse onroerende zaken door buiten Nederland woonachtige personen. Dit geeft een opvallend verschil in de Nederlandse benadering van hetzij het schenken danwel het laten vererven van Nederlandse onroerende zaken.
Naast de overdrachtsbelasting moet uiteraard ook rekening worden gehouden met de schenk- of erfbelasting in het buitenland. Zo kan bijvoorbeeld het Vlaams Gewest successierechten heffen over de vererving van het Nederlandse onroerend goed. Vanuit Vlaanderen wordt vervolgens wel een tegemoetkoming omdat het onroerend goed in Nederland ligt, maar daarvoor moet wel aangetoond worden dat in Nederland ook is betaald. En juist de Nederlandse heffing (recht van overgang) wordt nu afgeschaft. België geeft dan verder geen tegemoetkoming, waardoor het voordeel van het afschaffen van het recht van overgang van geval tot geval kan tegenvallen.
Fiscale transparantie van doelvermogens
Een ander zeer opvallende wijziging is dat er wetgeving wordt ingevoerd op grond waarvan doelvermogens voor fiscale doeleinden door Nederland gezien zullen worden als transparante entiteiten. Het betreft wetgeving om doelvermogens zoals trusts en Stichtingen Particulier Fonds (SPF) aan te gaan pakken. Voortaan wil de Nederlandse fiscus voor de belastingheffing net doen of deze instellingen er niet zijn. Het uitgangspunt van de fiscale transparantie wordt een toerekening van het vermogen dat in de instellingen is ondergebracht aan de persoon die het vermogen heeft ingebracht.
De aanpak van de fiscus richt zich daarbij in eerste instantie op de Nederlandse inkomstenbelasting. In die wet komen nieuwe bepalingen op grond waarvan zogenoemd “afgezonderd particulier vermogen” (lees: vermogen in een trust, Stiftung, SPF of een ander soortgelijk doelvermogen) toegerekend wordt aan de inbrenger.
Stel: de heer en mevrouw X wonen in Nederland en hebben beleggingen ter waarde van € 1 miljoen. Dit vermogen wordt bij hen belast in box 3. Indien zij dit vermogen overdragen en onderbrengen in bijvoorbeeld een SPF, dan is dit vermogen bij de huidige stand van wetgeving als uitgangspunt definitief uit hun vermogen verdwenen. Zij worden dan niet meer voor dit vermogen aangeslagen in box 3. Over de inbreng van het vermogen moet op dit moment wel Nederlands schenkingsrecht worden betaald.
Dat op dergelijke wijze vermogen wordt afgezonderd, is de Nederlandse fiscus steeds meer een doorn in het oog. De fiscus tracht dergelijke afgezonder
e vermogens ook steeds meer te bestrijden. Het uitgangspunt dat de fiscus daarbij hanteert is dat zij tracht (fiscaal) door dergelijke structuren heen te kijken. Tot op heden is de fiscus in de rechtspraak niet erg succesvol geweest. Daaruit is namelijk gebleken dat de rechter in veel gevallen bijvoorbeeld een trust heeft erkend als afzonderlijk entiteit; het tegenovergestelde van transparantie dus. Dergelijke rechtspraak is mede één van de redenen voor de overheid om het één en ander nu wettelijk te gaan regelen. Het uitgangspunt dat de fiscus in de uitvoeringspraktijk probeert te hanteren, namelijk om door dergelijke afgezonderde doelvermogens heen te kijken, wordt in het voorstel tot wet verheven. In de Wet op de Inkomstenbelasting wordt een enigszins vage en ruime omschrijving geïntroduceerd van “afgezonderd particulier vermogen”. Dergelijk vermogen wordt, ook na een overdracht aan bijvoorbeeld een trust of een SPF, toegerekend aan de inbrenger: fiscale transparantie dus. De heer en mevrouw X uit het eerdere voorbeeld moeten, na invoering van de nieuwe Wet Schenk- en Erfbelasting het vermogen ook na overdracht gewoon aan blijven geven in box 3. Daar staat tegenover dat over de overdracht van het vermogen aan de SPF geen schenkbelasting meer geheven wordt. Deze overdracht wordt fiscaal immers ook niet erkend.
Vervolgens worden deze wijzigingen in de inkomstenbelasting onder meer gekoppeld aan de Wet Schenk- en Erfbelasting. Dit betekent dat bij overlijden van de persoon die het vermogen heeft ondergebracht in het doelvermogen, het vermogen in het doelvermogen bij fictie wordt geacht te vererven aan zijn erfgenamen. Ook voor de vererving wordt dus uitgegaan van fiscale transparantie. Daarbij wordt nog detailwetgeving opgenomen om zoveel mogelijk te bewerkstelligen dat personen die niets uit het doelvermogen ontvangen, ook geen erfbelasting moeten gaan betalen.
Deze regeling kan grote gevolgen hebben voor bepaalde planningen. In de praktijk komt het voor dat Nederbelgen vermogen onderbrengen in een doelvermogen, zoals een SPF, in de periode dat zij in België wonen. Dit kan bijvoorbeeld onder de wetgeving van het Vlaams Gewest fiscaal vriendelijk door schenking van roerend vermogen door een handgift (à 0%) of door een geregistreerde akte (à 3%). Op een later moment verhuizen deze personen terug naar Nederland. Als zij in Nederland gaan wonen en later daar ook komen te overlijden, is het de bedoeling dat onder de nieuwe wetgeving gedurende het leven het vermogen van de SPF toegerekend wordt aan deze inbrenger en wel vanaf het moment dat deze (weer) terug in Nederland is. De inbrenger betaalt dus toch weer inkomstenbelasting over het vermogen in het doelvermogen. Bij zijn overlijden heeft de fiscale transparantie vervolgens ook nog tot gevolg dat zijn erfgenamen geacht worden het vermogen te hebben geërfd, wat weer leidt tot heffing van Nederlandse erfbelasting.
Het kan voor dergelijke situaties gewenst blijken te zijn de planning aan te passen. Uiteraard is het daarbij van belang te weten hoe de wettekst definitief wordt. Bij de huidige stand van het wetsvoorstel lijken er ons inziens wel mogelijkheden tot optimalisatie te gaan zijn. Daarvoor moet het uitgangspunt van de wetgever in gedachten worden gehouden: de wetgever meent dat de invloed van de inbrenger op het afgezonderde vermogen nog zo groot is, dat het aan de inbrenger fiscaal (door middel van een fictie) toegerekend moet blijven worden. Deze toerekening lijkt pas anders te worden op het moment dat het vermogen definitief toegerekend moet worden aan begunstigden. Vanaf dat moment wordt het vermogen door de transparantie aan hen toegerekend. Indien dus bij het doelvermogen wordt bepaald (voor zover dat doelvermogen daarvoor mogelijkheden biedt) dat bepaalde personen onherroepelijk gerechtigd zijn tot het vermogen, dan wordt dat vermogen vanaf dat moment toegerekend aan de begunstigden en niet langer aan de inbrenger. Dit overgangsmoment bij leven van de inbrenger wordt dan fiscaal gezien als een schenking, onder artikel 17 van de voorgestelde Wet Schenk- en Erfbelasting. Als de inbrenger op dat overgangsmoment niet in Nederland woont, ook niet fictief (zoals gedurende de tienjaarstermijn), dan kan Nederland geen schenkbelasting heffen. Het vermogen is dan zonder schenk- of erfbelasting overgegaan en de inbrenger kan desgewenst terug naar Nederland verhuizen. Het addertje onder het gras is wel dat de begunstigden vanaf dat moment hun deel in het doelvermogen wel aan moeten gaan geven in de Nederlandse inkomstenbelasting.
De wetgeving met betrekking tot fiscale transparantie biedt overigens zeker ook mogelijkheden en voordelen. Zo lijkt het ons een goede en nuttige regeling voor bijvoorbeeld inwoners van Nederland om familiestichtingen op te gaan zetten. Deze zijn en blijven namelijk juridisch rechtspersonen en worden juridisch niet transparant. Door de regeling kan fiscaal geruisloos vermogen onder worden gebracht in een familiestichting en daar worden beheerd. Hierdoor kan familievermogen worden beschermd en kan ook bescherming van de privacy bieden. De insteller van de stichting heeft desgewenst veel invloed op welke wijze zijn erfgenamen (of anderen) de beschikking gaan krijgen over het afgezonderde familievermogen. Er kan bijvoorbeeld worden bepaald dat aan zijn kinderen jaarlijks een bepaalde uitkering uit het familievermogen wordt gedaan. Zo kan familievermogen afgezonderd en in stand worden gehouden, al naar gelang de wensen van de insteller. Dit alles kan fiscaal worden begeleid binnen de voorgestelde regeling.
Afsluiting
Ondanks het feit dat het wetsvoorstel voor belastingheffing over schenkingen en erfenissen meer het karakter heeft van een grote schoonmaakoperatie, kunnen de gevolgen in veel gevallen toch groot zijn. Naast de hierboven beschreven opvallende aanpassingen worden ook nog andere wijzigingen en aanpassingen voorgesteld. Een belangrijk voordeel van de wetswijziging is dat omtrent veel onderwerpen waarover nu nog discussies (kunnen) bestaan, duidelijkheid zal komen. Ook biedt de wet vereenvoudigingen en nieuwe mogelijkheden.
Toch lijkt het erop dat de nieuwe wet voor velen ook tot gevolg zal hebben dat zij hun fiscale en financiële planning aan moeten gaan passen, als zij die planning zo optimaal mogelijk willen houden. Wij houden u in ieder geval graag van de ontwikkelingen op de hoogte: zowel door onze bijdragen aan dit blad als door het organiseren van bijeenkomsten gedurende dit jaar (zie ook de advertentie elders in dit blad over onze lezingen in Roosendaal en Eindhoven (Leende)). Bij onze lezingen kunnen wij ingaan op de andere voorgestelde wijzigingen en dieper ingaan op hoe het wetsvoorstel uw persoonlijke planning kan gaan beïnvloeden.
hits=87= / id=1625=