De Europese Commissie heeft België formeel verzocht om de bepalingen in de belastingwetgeving met betrekking tot dividenduitkeringen van Belgische beleggingsfondsen die al hun activa in vastgoed investeren (vastgoedbevaks), te wijzigen. België verleent een vrijstelling van roerende voorheffing uitsluitend voor dividenden uitgekeerd door Belgische vastgoedbevaks die ten minste 60 % van hun activa investeren in woningvastgoed in België, hetgeen tot een discriminerende behandeling leidt. Het verzoek heeft de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de inbreukprocedure van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Als België binnen twee maanden geen gevolg geeft aan dit met redenen omklede advies, kan de Commissie de zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie brengen.
In België geldt een regeling waarbij ingezeten aandeelhouders vrijgesteld zijn van roerende voorheffing op dividenden uitgekeerd door Belgische vastgoedbevaks die ten minste 60 % van hun activa investeren in onroerende goederen in België, terwijl dividenden uitgekeerd door de buitenlandse tegenhangers van deze beleggingsfondsen geen vrijstelling krijgen.
De Commissie is van mening dat deze regeling discriminerend is en een belemmering vormt voor het vrije verkeer van kapitaal en het vrij verrichten van diensten, omdat inwoners van België erdoor worden aangezet om uitsluitend in Belgische vastgoedbevaks te investeren. Ook de regel dat Belgische vastgoedbevaks ten minste 60 % van hun activa moeten beleggen in onroerende goederen in België om in aanmerking te kunnen komen voor de vrijstelling, vormt volgens de Commissie een beperking van het vrije verkeer van kapitaal en het vrij verrichten van diensten, omdat hij Belgische vastgoedbevaks ervan weerhoudt te investeren in vastgoed in het buitenland. Het referentienummer van de Commissie voor deze zaak is 2008/4156.
hits=1= / id=1681=