Grensarbeiders die wonen in Nederland en werken in België kunnen in voorkomende gevallen aanspraak maken op toepassing van een compensatieregeling in Nederland. Om deze compensatie te berekenen heeft de Nederlandse belastingdienst de Belgische aanslag nodig. Omdat dit vaak enige tijd op zich kan laten wachten, wordt vaak eerst een voorlopige aanslag opgelegd. Als de Belgische aanslag dan beschikbaar komt, wordt op een later moment alsnog een definitieve aanslag opgelegd, eventueel met heffingsrente.
In een eerste uitspraak had Hof ’s-Hertogenbosch al had aangegeven dat de Nederlandse belastingdienst daarbij wel zorgvuldig moet zijn en met het opleggen van de definitieve aanslag niet te lang moet wachten, om te voorkomen dat het bedrag van de heffingsrente hoger wordt. De Hoge Raad was echter van mening dat Hof ’s-Hertogenbosch de zaak niet volledig had beoordeeld en verwees deze daarom naar Hof Arnhem. Dit Hof heeft nu in een uitspraak van 9 november 2010 geoordeeld dat de beschikking heffingsrente in een dergelijke situatie verminderd moet worden tot nihil, overigens conform de conclusie van de inspecteur. Dit is conform het beleid van de belastingdienst dat binnen drie maanden na indiening van een aangifte een nadere voorlopige aanslag opgelegd had moeten worden om de heffingsrente te beperken.
hits=0= / id=1751=