In een nieuwsbericht van 1 juli jl. heeft het Nederlandse Ministerie van Financiën laten weten dat zij in de tweede helft van 2010 gesprekken aan zal gaan met onder meer België. Het doel van dergelijke gesprekken is in zijn algemeenheid onderhandelen over een nieuw of gewijzigd belastingverdrag. Overigens betekent zo’n aankondiging niet dat er dan binnen een paar jaren een nieuw belastingverdrag te verwachten zal zijn. Dit soort gesprekken voert Nederland met vele landen. Bovendien blijkt dat, als er al een nieuw belastingverdrag komt, dit in de praktijk vele jaren kan duren.
VAR-verklaring ook voor niet inwoners
Freelancers en zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) kunnen door middel van een zogeheten VAR-verklaring zekerheid krijgen over de fiscale kwalificatie van hun werkzaamheden. Door een VAR-verklaring te overleggen, hoeft de opdrachtgever geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen in te houden. De vraag was of ook in het buitenland wonende ZZP-ers zo’n VAR-verklaring zouden kunnen aanvragen. Hof ’s-Hertogenbosch heeft zich op 7 mei 2010 uitgelaten over een situatie van een inwoner van België die in Nederland werkzaamheden als ziekenverzorgster verrichtte, omdat ze in Nederland niet over een vaste inrichting zou beschikken. Het Gerechtshof oordeelt dat het belastingverdrag met België voor belastingheffing van winst uit onderneming geen vaste inrichting vereist, maar een -minder omvattende – vaste basis. Omdat zo’n vaste basis in de vorm van een kamer bij familie aanwezig is en zij daarom winst uit onderneming geniet in Nederland, kan zij in Nederland ook om een VAR-verklaring verzoeken. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de staatssecretaris in een brief van 18 juni 2010 laten weten dat ook niet-inwoners van Nederland een VAR-verklaring kunnen aanvragen. Dit geldt ook als de niet-inwoner inkomen uit Nederland geniet dat in Nederland niet belast is.
Feitelijke leiding van vennootschap bevond zich niet in België maar in Nederland
De laatste maanden zijn er een aantal procedures geweest over de vraag of de feitelijke leiding van een vennootschap zich al dan niet in Nederland bevond. Rechtbank Arnhem heeft zich op 12 augustus ook uitgelaten over een dergelijke vraag. Het ging daarbij om iemand die in 1995 emigreerde vanuit Nederland naar België, waar hij in 2001 ook de Belgische nationaliteit aannam. In datzelfde jaar richt hij een Nederlandse B.V. op. In 2005 remigreerde hij terug naar Nederland. Volgens de belastingdienst was de vennootschap na oprichting in Nederland gevestigd. De rechtbank daarentegen oordeelde dat de feitelijke leiding zich in België bevond. Ze overweegt hierbij dat de belanghebbende, als bestuurder en aandeelhouder van de vennootschap, tot 1 januari 2005 in België woonde en dat alle belangrijke bestuursbeslissingen ook in België werden genomen. Ook wijst de rechtbank erop dat belanghebbende geen IB-aangiften heeft gedaan in Nederland en de vennootschap geen Vpb-aangiften. Dit ondanks dat wel loonbelastingaangiften in Nederland gedaan waren, de vennootschap wel in Nederland bij de Kamer van Koophandel was ingeschreven en op de jaarstukken een Nederlands plaats werd vermeld.
De beslissing over de feitelijke leiding was overigens slechts een onderdeel van de procedure. Als de Rechtbank besloten had dat de feitelijke leiding in Nederland had gelegen, had belanghebbende geen step-up gekregen van de verkrijgingsprijs voor zijn aanmerkelijk belangaandelen. Dit is van belang bij een toekomstige verkoop van deze aandelen. Bij een step-up wordt de belastingheffing berekend over het verschil tussen de verkoopprijs en de waarde bij remigratie (de step-up). Indien zo’n step-up niet verkregen wordt, wordt het verschil echter berekend tussen de waarde bij verkoop en de (normaliter aanzienlijke lagere) waarde bij oprichting, waardoor sprake zal zijn van een hoger te belasten bedrag bij verkoop.
Fiscale woonplaatsbepaling voor inwoner van Zwitserland
In vervolg op het vorige punt, vervolgens een uitspraak van Hof Arnhem van 20 juli 2010. Het ging daar om een persoon met de Nederlandse nationaliteit, die in 1993 geëmigreerd is naar Zwitserland. Hij heeft zich in Nederland uitgeschreven en in Zwitserland ingeschreven. Volgens Hof Arnhem is hij echter toch fiscaal inwoner van Nederland (gebleven), omdat het middelpunt van zijn leven zich in Nederland bevindt. Het belang was gelegen in de heffingsbevoegdheid van Nederland over een aanmerkelijk belangwinst.
Het Gerechtshof liep bij haar beoordeling de criteria in het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland door. Zowel in Zwitserland als in Nederland beschikt belanghebbende over een appartement, ofwel dit kon geen doorslag geven. Vervolgens bekeek het Hof met welk van beide landen de persoonlijke betrekkingen het nauwst waren. Daaruit kwam naar voren dat belanghebbende in Zwitserland meer sociale contacten onderhield dan in Nederland. Daar stond tegenover dat kinderen en kleinkinderen in Nederland woonden, waardoor belanghebbende jaarlijks bijna net zo veel in Nederland als in Zwitserland verbleef. Het zwaartepunt van zijn economische belangen lag volgens het Hof in Nederland, middels vennootschappen met een groot vermogen. De familiebanden en de economische belangen gaven derhalve uiteindelijk voor het Hof de doorslag, dat de fiscale woonplaats in Nederland was gelegen.
Keuzerecht buitenlands belastingplichtigen
Zoals bekend ligt het Nederlandse keuzerecht voor buitenlands belastingplichtigen (veelal aangewend om hypotheekrente van de woning buiten Nederland, in Nederland in aftrek te brengen) door recente gerechtelijke uitspraken onder druk. De vraag is of de bepaling al dan niet in strijd is met Europees recht en of Nederland sowieso bepaalde aftrekposten aan buitenlands belastingplichtigen moet toestaan, als 90% van het wereldinkomen in Nederland is belast (o.b.v. het Schumacker-arrest).
Rechtbank Breda heeft zich op 4 augustus 2010 uitgelaten over de zaak die een inwoner van Liechtenstein had aangespannen. Hij wilde alimentatiebetalingen in aftrek brengen evenals kosten van levensonderhoud van zijn kinderen. De Rechtbank besliste dat belanghebbende in casu niet voor het keuzerecht in aanmerking kwam, omdat Liechtenstein –waarvan hij inwoner is – geen lid is van de EU en Nederland daar geen belastingverdrag mee heeft gesloten. Bovendien heeft belanghebbende niet het grootste gedeelte van zijn inkomen verworven door het verrichten van arbeid in Nederland en kan hij dus ook geen beroep doen op het Schumacker-arrest.
Invloed Fiscale verzamelwet 2010 (Nederland) op grensoverschrijdend werken en wonen
Op 7 juni 2010 heeft de Nederlandse staatssecretaris van Financiën de Fiscale Verzamelwet aangeboden aan de Tweede Kamer. Enkele onderdelen hieruit kunnen van belang zijn voor personen die in België wonen of werken:
a. Buitenlandse belastingschulden: met terugwerkende tot 1 januari 2010 worden buitenlandse belastingschulden, gelijk met Nederlandse belastingschulden, niet in aftrek toegelaten in box 3.
b. Per 1 januari 2011 kent box 3 niet langer twee toetsdata, maar slechts één, namelijk 1 januari van ieder jaar. Dit geldt ook voor mensen die het hele jaar of een gedeelte van het jaar buitenlands belastingplichtige zijn, als gevolg van emigratie of immigratie.
c. Vanaf 1 januari 2011 wordt het voor buitenlands belastingplichtigen mogelijk om uitgaven voor Nederlandse monumentenpanden in aftrek te brengen. Opvallend is dat deze aftrek wordt toegestaan, zonder dat de buitenlands belastingplichtige hoeft te opteren voor het keuzerecht (zie hierboven ook punt 5).
Tijdelijke versoepeling nieuwe BTW teruggaafprocedure
Sinds begin 2010 kunnen belastingplichtigen de BTW die zij in andere EU-lidstaten betalen, via een elektronische procedure terugvragen in de lidstaat waar ze gevestigd zijn. Normaliter zou de indieningstermijn voor teruggaafverzoeken die betrekking hebben op 2009 verstrijken op 30 september 2010. Omdat niet alle EU-lidstaten hun infrastructuur op orde hebben, is deze termijn uitgesteld tot 31 maart 2011. Dit is door de Europese Commissie aangegeven.
Algemene heffingskorting door belastingdienst teruggevorderd
Hof ’s-Hertogenbosch heeft zich op 25 juni uitgesproken over de al dan niet gerechtvaardigde terugvordering door de Nederlandse belastingdienst van de algemene heffingskorting. Het betrof een Nederlandse, die in 2002 in België woonachtig was en geen eigen inkomsten had. Ze verzocht om uitbetaling van de algemene heffingskorting, welke ook werd uitbetaald. Later vorderde de belastingdienst dit bedrag weer terug, nadat was gebleken dat de partner in dat jaar in Nederland geen inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen was verschuldigd. Volgens het Hof is dit gerechtvaardigd, ondanks eerdere, andere uitlatingen van een medewerker van de belastingdienst.
BPM-vrijstelling bij verhuizing vervalt bij te snelle inruil
Nederland kent een regeling op basis waarvan het mogelijk is bij immigratie een voertuig vrij van BPM in te voeren, de zogeheten verhuisboedelvrijstelling. Er gelden wel een aantal voorwaarden. Zo dient het voertuig ten minste zes maanden voor immigratie al in bezit te zijn. Na immigratie dient de auto ook nog ten minste twaalf maanden in bezit te blijven. In een zaak voor Hof ’s-Hertogenbosch ging het om een Belg die verhuisde naar Nederland, en binnen de twaalf maandsperiode zijn voertuig inruilde. Volgens het Hof in haar uitspraak van 10 juni 2010 is de vrijstelling dan niet van toepassing. Dit is niet anders, ondanks andersluidende uitspraken van een medewerker van de douanetelefoon.
hits=1= / id=1947=