Politici, experts en anderen die zich met de wettelijke coördinatie van de sociale zekerheid bezig houden, moeten vaak de belangen van vele verschillende grensbewoners behartigen. Het is gemakkelijker om voor één groep de belangen te behartigen. Wat een voordeel is voor de Duitse grensarbeiders kan een nadeel zijn voor de Belgische grensarbeiders enz. Het omgekeerde kan ook het geval zijn. ‘Elk voordeel hebt zijn nadeel’ is een bekende uitspraak van de bekende grensoverschrijdende Spaans-Nederlandse voetballer Johan Cruyff.
Wat voor de ene groep een voordeel is, is voor de andere groep vaak een nadeel. De nationaliteit – waarop men zich vaak beroept – speelt geen enkele rol. Het maakt voor de coördinatieverordening niet uit of men Belg, Spanjaard, Pool dan wel Nederlander is. Als het om gelijke rechten gaat, dan hebben (voormalige) grensarbeiders het moeilijk. Moet men zich vergelijken met zijn (voormalige) collega’s in het werkland of moet men zich vergelijken met zijn buurman in het woonland? Het blijft altijd appels met peren vergelijken.
Arbeidsongeschiktheid Nederland-België v.v.
Een typisch geval van ‘coördineren met een lach én met een traan’ doet zich voor aan de Nederlands-Belgische grens. In het geval van Nederland-België zijn dit twee geografisch tegengestelde groepen, te weten: inwoners van Nederland die in België werken of gewerkt hebben én inwoners van België die in Nederland werken of gewerkt hebben.
Bij de invoering van de nieuwe verordening 883/2004 is er voor gekozen om personen, die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen en dus inactief zijn, te verzekeren in hun woonland (artikel 11, lid 3 e van Vo 883/2004). Het woonland is in zijn (bijna) volle omvang verantwoordelijk voor deze groep inactieven. Logisch want zij hebben – uitgezonderd de arbeidsongeschiktheidsuitkering – geen band meer met hun voormalig werkland. Er geldt op deze regel één uitzondering. Wanneer de arbeidsongeschikte één uitkering ontvangt, die door een andere lidstaat dan de woonstaat, uitbetaald wordt, dan heeft deze arbeidsongeschikte zowel recht op medische zorg in zijn woonland als in zijn uitkeringsland. Dit is geregeld in afdeling 3 van hoofdstuk 1 van Titel III van Vo 883/2004. De financiering van de medische zorg en de daarbij behorende zorgbijdragen ’lopen’ echter via de lidstaat die de arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaalt. Het betalen van zorgbijdragen in een andere lidstaat dan de woonstaat, impliceert niet dat men tegen ziektekosten verzekerd is in deze lidstaat, maar wel dat men aan woonlandpakket verzekerd is ten laste van de staat die de arbeidsongeschiktheidsuitkering betaalt, het “pay-land”.
Wonen in Nederland: eerst coördineren met een lach (Vo 1408/71) en daarna met een traan (Vo 883/2004)
Onder de ‘oude’’ verordening 1408/71 bouwde een in Nederland wonende persoon met een Belgische arbeidsongeschiktheidsuitkering en een Belgisch ouderdomspensioen op. Deze opbouw was – met een lach – premievrij (‘gratis’). Betrokkene kon zich voor de verzekeringsplicht AOW c.q. (hoge) premieheffing AOW laten vrijstellen (artikel 22 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen – BUB KB 746 -1999).
Vanaf 1 mei 2010, de ingangsdatum van de ‘nieuwe’ Vo 883/2004, bouwt deze arbeidsongeschikte géén Belgische rustpensioen meer op. Het voormalige werkland (België) is niet meer verplicht om niet-inwoners, die inactief (arbeidsongeschikt) zijn op te nemen in het ouderdomspensioenstelsel. Wil de arbeidsongeschikte nog tot 65 jaar ouderdomspensioen (bijvoorbeeld AOW) opbouwen dan zal hij zich tegen betaling van de (hoge) premies – met een traan – zich moeten verzekeren voor AOW en zich niet laten vrijstellen op grond van artikel 22 van het BUB KB 746. Gelukkig is er voor de bestaande 2
groep arbeidsongeschikten een overgangsregeling van 10 jaar (artikel 87, lid 8 van Vo 883/2004). Deze groep ‘geniet’ nog 10 jaar van de premievrije (gratis) opbouw van het Belgisch rustpensioen.
Wonen in België: eerst coördineren met een traan (Vo 1408/71) en daarna met een lach (Vo 883/2004)
Onder de ‘oude’ verordening 1408/71 bouwde een in België wonende persoon met een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) géén ouderdomspensioen op. Hij was uitgesloten van de verplichte AOW/Anw-verzekering (artikel 6 AOW). Hij kon zich – met een traan – tegen een hoge premieheffing vrijwillig verzekeren voor het Nederlandse AOW-pensioen (Hoofdstuk IV AOW: Vrijwillige verzekering voor de in de Europese Unie wonende postactieven) of voor het Belgische rustpensioen (de z.g. regularisatie bij de Rijksdienst voor Pensioenen RVP ).
Vanaf 1 mei 2010, de ingangsdatum van de ’nieuwe’ Vo 883/2004, bouwt deze arbeidsongeschikte (WAO’er) met enkel een uitkering uit Nederland, naar de opvatting van ondergetekende, tot 65 jaar (gratis) Belgisch rustpensioen op. Personen met een Belgische arbeidsongeschiktheidsuitkering bouwen automatisch en premievrij Belgisch rustpensioen op. Op grond van artikel 5 van Vo 883/2004 moet de Nederlandse WAO-uitkering gelijkgesteld worden aan een Belgische arbeidsongeschiktheidsuitkering. Artikel 5 van Vo 883/2004 schrijft immers de gelijkstelling van prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen voor. Deze gelijkstelling leidt er toe dat er over de Nederlandse WAO-uitkering ook een premievrij Belgisch rustpensioen wordt opgebouwd. De Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) is het niet eens met de opvatting dat de opbouw van het Belgische rustpensioen premievrij, dus gratis, behoort te zijn.
De zaak is voorgelegd aan de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van de Europese Unie. Als dit politiek orgaan de mening van ondergetekende ondersteunt, dan kunnen de in België wonende arbeidsongeschikten met enkel een uitkering uit Nederland, hun vrijwillige verzekering en de daarbij behorende premiebetaling voor de vrijwillige Nederlandse AOW-verzekering (SVB) dan wel de vrijwillige Belgische rustpensioenverzekering (RVP) – met een lach – beëindigen.
Conclusie
De introductie van de nieuwe verordening 883/2004 levert de in België wonende arbeidsongeschikten met een Nederlandse WAO-uitkering een voordeel op. De in Nederland wonende arbeidsongeschikten met een Belgische arbeidsongeschiktheidsuitkering verliezen hun voordeel. Gelukkig bestaat er voor deze groep een overgangsregeling van 10 jaar. De introductie van het woonlandbeginsel (artikel 11, lid 3 e van Vo 883/2004) voor inactieven (arbeidsongeschikten en gepensioneerden) en artikel 5 (gelijkstelling van prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen) zijn belangrijke innovaties van de nieuwe verordening 883/2004. De consequenties worden nog niet door iedereen in volle omvang aanvaard.
hits=4= / id=2033=