Het gaat hier om het jaar 2004, dus voor de invoering in Nederland in 2010 van de fiscale transparantie voor doelvermogens.
In 2001 wonen de belastingplichtigen buiten Nederland en wordt er een SPF opgericht. Door de belastingplichtigen wordt er vermogen aan de SPF geschonken bij een akte voor een Nederlandse notaris. De belastingplichtigen houden de oprichtersrechten in de SPF niet zelf, deze worden gehouden door een daarvoor opgerichte stichting.
Ze verhuizen vervolgens naar Nederland. In de Nederlandse aangifte inkomstenbelasting wordt de vraag over de betrokkenheid bij een doelvermogen niet ingevuld. In de periode 2009 tot en met 2012 worden aan de kinderen van de belastingplichtigen als aan belastingplichtige zelf leningen verstrekt en schenkingen gedaan. De SPF is uiteindelijk in 2012 opgeheven.
De vraag is of het vermogen in de SPF fiscaal aan de beide belastingplichtigen toegerekend kan worden. Omdat de fiscale transparantie in 2004 nog niet is ingevoerd, is het criterium of de belastingplichtigen over het vermogen in de SPF konden beschikken als ware dit hun eigen vermogen. Er wordt dan gesteld dat zij economisch gerechtigd zijn gebleven tot dit vermogen. Deze gerechtigdheid leidt er dan toe dat het vermogen belastbaar is in box 3.
In dit geval komt het Hof inderdaad tot de conclusie dat de belastingplichtigen over het vermogen hebben kunnen blijven beschikken, en het vermogen wordt fiscaal dan ook aan hen toegerekend. Zij moeten hier belasting in box 3 over betalen.
Hof Amsterdam, 24 oktober 2013
hits=85= / id=3579=