Conclusie A-G 4 februari 2016
In Nederland wordt belasting geheven over het inkomen uit sparen en beleggen in box 3 Er wordt in box 3 van uitgegaan dat het vermogen een vast rendement van 4% oplevert, en dit rendement wordt vervolgens belast tegen 30%. Effectief moet er dus jaarlijks 1,2% over het vermogen worden afgedragen. De wijze van berekening van het voordeel zal overigens met ingang van 2017 wijzigen, waarbij het de bedoeling is dat het rendement in box 3 dichter bij het werkelijke rendement zal komen te liggen.
Nog niet heel lang geleden heeft de Hoge Raad bevestigd dat box 3 niet in strijd was met het grondrecht op ongestoord genot van eigendom. In die procedure heeft ook de Advocaat-Generaal nog gevonden dat box 3 overeind kon blijven.
Toch heeft de Advocaat-Generaal in een nieuwe zaak nu toch de knuppel in het hoenderhok gegooid en geconcludeerd dat box 3 soms in strijd kan zijn met het eigendomsrecht. De Advocaat-Generaal meent dat vooral op het moment dat het werkelijke rendement op het vermogen (bijvoorbeeld rente, dividend, huur of vermogenswinst) lager is dan de box 3 heffing, de belasting in box 3 niet houdbaar zou zijn. Er wordt dan namelijk meer aan belasting betaald, dan er met het vermogen is verdiend. Er wordt dan op het vermogen ingeteerd.
Na deze conclusie van de Advocaat-Generaal is het nu afwachten wat de Hoge Raad gaat doen. Aan de ene kant volgt de Hoge Raad in de meerderheid van de gevallen de adviezen van de A-G. Echter, nog niet erg lang geleden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat box 3 zelf in de basis overeind kon blijven. De Hoge Raad komt doorgaans niet snel op haar uitspraken terug. De einduitspraak in deze zaak zal in ieder geval heel interessant worden en hopelijk komt er daarmee snel duidelijkheid.