Hoge Raad, 4 februari 2016
Nadat eerder het Europese Hof van Justitie al een oordeel had gegeven over de Nederlandse aanpassingen (beperkingen) op de 30%-regeling, spreekt de Hoge Raad zich nu ook in twee arresten overeenkomstig uit.
De 30%-regeling betreft een tegemoetkoming voor naar Nederland komende werknemers met een kennis of kunde die specifiek en schaars is op de Nederlandse arbeidsmarkt. Om aan de kosten voor hun komst naar Nederland tegemoet te komen, hebben zij recht op een onbelaste tegemoetkoming van 30% van hun salaris, vandaar de naam 30%-regeling.
De eerste zaak (zaak-Sopora) betreft de beperking op de regeling, waarbij nieuwe inkomende werknemers vanaf 2012 niet meer in aanmerking kunnen komen voor de 30%-regeling, indien die werknemer minder dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonde voor zijn of haar komst naar Nederland. De redenatie is dat in dat geval de kosten die de werknemer moet maken niet zodanig hoog zullen zijn dat ze een onbelaste vergoeding van 30% rechtvaardigen. De 150-kilometergrens is in die zin “hard, dat het gevolg alles (toepassing van de regeling) of juist niets is. Reden genoeg om de zaak voor te leggen aan de Europese rechter.
De Europese rechter heeft de 150-kilometergrens in beginsel goed gekeurd, maar vervolgens nog wel aangegeven dat het niet zo mag zijn dat anderen met hoge salarissen onder toepassing van de 30%-regeling een zodanig hoge onbelaste kostenvergoeding kunnen krijgen, dat voor hen de vergoeding de kosten zal overschrijden. In dat geval zou er wel strijd met Europees recht kunnen zijn. Met deze afweging komt de Hoge Raad tot de slotsom dat het afwijzen van de 30%-regeling in dit geval overeind kan blijven.
In de tweede zaak ging het om de korting die Nederland toepast bij een terugkeer naar Nederland. Op het moment dat een werknemer al eerder in Nederland heeft gewerkt en weer terugkeert, dan kan de looptijd van de 30%-regeling worden gekort met de periode waarin al eerder in Nederland is gewerkt. In het uiterste geval wordt de looptijd van de 30%-regeling daarmee verminderd tot nul. Periodes van werken in Nederland die langer zijn geleden dan 25 jaar worden niet meegeteld voor deze kortingsregeling.
De redenatie bij de kortingsregeling is dat verwacht kan worden dat de kosten voor de komst naar Nederland lager zullen zijn, op het moment dat de betreffende werknemer al eerder in Nederland heeft gewerkt. Onder verwijzing naar de Sopora-zaak komt de Hoge Raad tot de eindconclusie dat de Nederlandse kortingsregeling ook door de Europeesrechtelijke beugel kan. Ook hier krijgt de belastingplichtige ongelijk.