Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18 december 2019
Het vervallen van de oude keuzeregeling en de introductie van de kwalificerende buitenlandse belastingplicht is voor velen een achteruitgang geweest. Met name de eis dat -om recht te kunnen hebben op Nederlandse aftrekposten (hypotheekrenteaftrek)- ten minste 90% van het totale inkomen belast moet zijn in Nederland, blijkt in de praktijk regelmatig een lastige hobbel te zijn.
Deze belastingplichtige woonde in België en is getrouwd. Zij verdient haar salaris in Nederland en hij in België. Zij zou graag de volledige hypotheekrente in aftrek brengen op haar inkomen. Zij loopt echter onder de nieuwe regeling tegen het probleem aan dat zij wel, maar hij niet ten minste 90% van het inkomen belast heeft in Nederland. Daarmee komt de helft van de hypotheekrenteaftrek door de genoemde wetswijziging in één keer te vervallen.
Een ontsnappingsmogelijk kan er nog zijn op het moment dat ze samen ook voldoen aan de 90%-eis. Dat is hier echter niet het geval omdat hij werkt in België. In zo’n situatie wordt het bijna onmogelijk om samen de 90%-eis te halen.
De Rechtbank sluit zich aan bij de wet en daarmee bij het standpunt van de inspecteur. Het argument dat er in België geen gelijkaardige regeling is als de hypotheekrenteaftrek vindt ook geen gehoor. Juist doordat de man in België zijn inkomen verdient, is hij in staat om zijn persoonlijke aftrekposten en tegemoetkomingen daar te genieten. Dat België daarin niet precies dezelfde mogelijkheden geeft als Nederland is een verschil in wetgeving, waarvoor Nederland geen oplossing hoeft te bieden, ook niet op grond van Europees recht.
De belastingplichtige kan dus slechts haar helft van de hypotheekrente aftrekken.