Besluit van 3 december 2019, nr. 2019-184103
Als gevolg van verplichtingen die volgen uit Europees recht heeft Nederland al een aantal jaren voor de inkomstenbelasting de regeling voor de kwalificerende buitenlandse belastingplicht. In het kort kunnen de hoofdregels daarvan als volgt worden samengevat: als een niet-inwoner van Nederland die woont in een EU of EER-lidstaat, in Zwitserland of op de BES-eilanden, inkomen ontvangt uit (onder meer) Nederland, waarbij ten minste 90% van dit inkomen effectief in Nederland wordt belast, dan heeft die niet-inwoner recht op de Nederlandse aftrekposten en tegemoetkomingen. De belangrijkste en meest bekende is de mogelijkheid om de hypotheekrente op de buitenlandse woning af te trekken van het in Nederland belastbare inkomen.
De regeling vloeit voort uit Europees recht in de situatie dat het belastbaar inkomen van een belastingplichtige in zijn woonland te laag is om zijn tegemoetkomingen en belastingkortingen te realiseren. In dat geval moet het werkland dergelijke tegemoetkomingen verlenen.
In 2017 is er een uitspraak door het Europese Hof van Justitie gedaan inzake een in Spanje wonende voetbalmakelaar die geen inkomen ontving uit zijn woonland, maar wel deels uit Nederland (60%) en deels uit Zwitserland (40%). Uit deze rechtspraak volgt dat als er in het woonland geen mogelijkheden voor tegemoetkomingen zijn (door geen of een te laag inkomen), Nederland een tegemoetkomingen moet geven als: (1) een deel van het totale inkomen in een ander land dan het woonland wordt belast en (2) een ander deel van het totale inkomen -ook als dat minder is dan 90%- in Nederland wordt belast.
Omdat de Nederlandse wet dus niet in overeenstemming met Europees recht is, is er destijds al aangekondigd dat er een wetswijziging zou volgen. De wetswijziging laat op dit moment nog op zich wachten, maar intussen is er nu aan het einde van 2019 wel een besluit uitgebracht. Dit besluit geeft ter opvolging van de uitspraak van het Hof van Justitie een regeling. Helaas is de regeling wel bijzonder ingewikkeld. We zullen niet in detail treden, maar wel de hoofdpunten toelichten.
Er bestaat op grond van het besluit recht op een pro-rata aftrek als:
- Iemand woont en belast wordt in de EU/ EER, in Zwitserland of op de BES-eilanden
- Die persoon in zijn woonland geen of heel weinig belasting betaalt.
- Het inkomen voor 90% of meer wordt belast in twee of meer landen, niet zijnde het woonland.
- Het inkomen niet voor 90% of meer in andere landen dan Nederland wordt belast.
Hierbij moet worden uitgegaan van het Nederlandse inkomensbegrip en moet daarnaast een inkomensverklaring bij de belastingdienst van de woonstaat worden gehaald.
De aftrek waarop vervolgens recht bestaat wordt berekend in de verhouding tussen het in Nederland belastbare inkomen en het wereldinkomen. De aftrek en de tegemoetkomingen worden volgens deze pro-rataberekening toegekend. Met andere woorden: hoe groter het deel van het inkomen is dat in Nederland daadwerkelijk wordt belast, hoe groter het deel van de aftrekposten en tegemoetkomingen dat je daadwerkelijk kunt claimen. De achterliggende berekeningen hiervoor zijn helaas wel heel ingewikkeld.
Uit het besluit volgt vervolgens dat het de belastingdienst vooralsnog niet gaat lukken om in de belastingaangifte ruimte te maken voor toepassing van dit besluit. Als een belastingplichtige daarom hiervan gebruik wil maken, dan moet hij per brief een verzoek doen bij de belastingdienst. Als er al een aanslag is opgelegd, kan er tegen de aanslag bezwaar worden gemaakt of kan er een verzoek worden gedaan om een ambtshalve teruggaaf. De belastingdienst gaat dus niet uit eigen beweging terugbetalingen doen.
Wij verwachten niet dat de kous hiermee af zal zijn. Al was het alleen maar omdat ook bij de inhoud van het besluit vraagtekens kunnen worden gezet. De Staatssecretaris gaat bijvoorbeeld nog steeds uit van een 90%-inkomenseis. Het lijkt er in de Europese rechtspraak echter op dat het er alleen maar om gaat dat er in de woonstaat niet of heel weinig belasting wordt betaald. Goede kans dat deze 90%-eis nog een keer in de rechtspraak getest zal worden.
Als je in eenzelfde situatie zit als de Spaanse voetbalmakelaar dan kan het dus zeker interessant zijn om te zien of er mogelijkheden zijn om belasting terug te krijgen, ook naar het verleden toe. Een verzoek om ambtshalve vermindering kan in beginsel tot 5 jaar terug.