Kamerstukken II 2015/16, 32043, nr. 329
Het opbouwen van een pensioen in Nederland gaat in het algemeen volgens de volgende hoofdregel: de pensioenpremies die worden betaald aan de pensioenverzekering/ het pensioenfonds zijn niet belast met inkomstenbelasting (in box 1). Ook de waarde van het pensioen wordt, tijdens de opbouw, niet belast in box 3 (de vermogensrendementsheffing). Tijdens de opbouw is het pensioen dus belastingvrij.
Op het moment dat het pensioen ingaat, worden er uitkeringen ontvangen. Deze uitkeringen worden wel belast in box 1. Deze regeling waarbij de opbouw niet wordt belast, maar de uitkering wel heet de omkeerregel.
In 2015 is in Nederland de mogelijkheid om op die manier pensioen op te bouwen afgetopt op een salaris van € 100.000 (dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd). Over het meerdere kan dus geen pensioen meer worden opgebouwd onder de omkeerregel. Om toch een hoger pensioen op te kunnen bouwen is er de nettopensioenregeling gekomen. Die maakt een verdere opbouw boven de € 100.000 mogelijk.
Voor de toepassing van de nettopensioenregeling geldt de omkeerregel echter niet. Dat betekent dat de pensioenpremies eerst belast worden met loonbelasting en vervolgens uit dit nettoloon de premie wordt betaald. De pensioenopbouw gebeurt met nettoloon. Het fiscale voordeel bestaat er vervolgens uit dat tijdens de opbouw het op die manier opgebouwde pensioenvermogen niet wordt belast in box 3. Uiteraard worden de latere uitkeringen dan ook niet belast: wel gaat het ontvangen bedrag daarna behoren tot de belastbare grondslag in box 3. Feitelijk is het rendement op dit deel van het pensioenvermogen tijdens de opbouw dus onbelast.
Op de opbouw en de aanspraak op het nettopensioen zijn veel regels van toepassing die ook op “gewone” pensioenen van toepassing zijn. Op de fiscale behandeling na, lijkt het nettopensioen dus veel op een “gewoon” pensioen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen beantwoord over de nettopensioenregeling, waaronder een vraag over hoe die regeling uitwerkt in buitenlandsituaties.
Een belangrijk punt is namelijk het volgende: arbeidsinkomen wordt in de meeste gevallen belast daar waar er wordt gewerkt. Pensioeninkomen wordt daarentegen in hoofdregel meestal belast in de woonstaat. In het belastingverdrag met België gelden hierop overigens een belangrijk aantal uitzonderingen.
Deze verdeling van heffingsrechten is normaal gesproken geen groot probleem. Het pensioen wordt nog niet belast bij de opbouw, alleen bij de uitkering. In een buitenlandsituatie betekent dit dat het pensioen dan vaak belast wordt in het buitenland.
Echter, bij de nettopensioenregeling wordt er feitelijk al geheven bij de opbouw in Nederland. Het pensioen wordt betaald uit het nettoloon. Bij uitkering heft Nederland niet, maar in buitenlandsituatie is de heffing dan meestal toegewezen aan het woonland.
Als op dat moment bij uitkering het woonland belasting gaat heffen, dan kan er dus sprake zijn van effectief dubbele belastingheffing: eerst bij de opbouw in het werkland en vervolgens bij de uitkering in het woonland.
De Staatssecretaris komt daarvoor met een oplossing. Voorafgaan aan een vertrek naar het buitenland kan ervoor worden gekozen om het nettopensioen vrij te laten vallen. Dit heeft in Nederland geen fiscale consequenties. Er is vervolgens geen sprake meer van een (netto)pensioenregeling, waardoor er in het buitenland geen uitkeringen meer zullen plaatsvinden om belasting over te heffen.
Dit biedt een oplossing voor emigranten, maar niet voor situaties waarbij het nettopensioen is opgebouwd door een grensarbeider. Dit hebben namelijk niet de mogelijkheid om een vrijval uit te voeren voor vertrek (zij wonen immers al in het buitenland). In dergelijke situaties zal nauwkeurig moeten worden bekeken of een nettopensioen fiscaal wel interessant is.