Het voorstel tot afschaffing van de dividendbelasting heeft het niet gehaald. Nu de afschaffing niet doorgaat komt er budget vrij voor andere maatregelen. De meeste nieuwe maatregelen hebben als doelstelling om het bedrijfsleven te ondersteunen, net als wat ook de bedoeling was van de afschaffing van de dividendbelasting. Op dit moment zien de belangrijkste aanpassingen er als volgt uit (met de aantekening dat het ook hier alleen nog (wets)voorstellen betreft):
Dividendbelasting en bronheffingen
De afschaffing van de dividendbelasting gaat dus niet door. Tegelijkertijd was er een nieuwe wet voorgesteld voor de toepassing van een bronheffing met een belastingtarief dat gelijk zou zijn aan het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting. Deze bronheffing is bedoeld om te worden toegepast bij uitkeringen van dividend aan inwoners van bepaalde belastingparadijzen. Feitelijk is hiermee bedoeld om een anti-misbruikregeling te introduceren.
Het is op dit moment waarschijnlijk dat deze bronheffing er nog steeds komt. Er is wel aangekondigd dat de invoering van de bronheffing, die was voorzien voor 2020, wordt uitgesteld om uit te zoeken hoe de (bestaande) dividendbelasting en de nieuwe bronheffing met elkaar geïntegreerd kunnen worden. Wanneer deze bronheffing er komt kan de regering nog niet zeggen.
Naast de specifieke bronheffing op dividenden zou er ook een bronheffing komen op rente- en royaltyuitkeringen naar belastingparadijzen. Het tarief is hetzelfde, namelijk gelijk aan het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting. Deze bronheffingen op rente en royalty’s blijven overeind en zullen per 2021 in werking treden.
Vennootschapsbelasting
De tarieven van de Nederlandse vennootschapsbelasting zouden al verlaagd worden om de internationale concurrentiepositie van Nederland te verbeteren. Een deel van het vrijkomende budget wordt nu gebruikt om de tarieven nog verder te verlagen. De voorstellen zien er als volgt uit:
In de eerste schijf, de winsten tot en met € 200.000, wordt het tarief uiteindelijk in 2021 verlaagd tot 15% (dit was 16%). Vanaf 2019 zal al een eerste verlaging plaatsvinden tot 19%.
Voor de winsten boven € 200.000 blijft 25% het tarief in 2019. De eerder aangekondigde verlaging in 2019 naar 24,3% gaat dus niet door. Vanaf 2021 daarentegen zal het tarief worden verlaagd naar 20,5% (in plaats van 22,25% zoals eerder was voorgesteld).
Uiteindelijk zullen de Nederlandse tarieven vanaf 2021 flink zijn verlaagd naar 15% en 20,5%.
30%-regeling
De looptijd van de 30%-regeling wordt verkort van 8 naar 5 jaar. Hiervoor werd nauwelijks overgangsrecht geboden. Dat betekende dat een aantal inkomende werknemers die de verwachting hadden dat zij gedurende acht jaar recht hadden op de 30%-regeling, ineens tijdens de looptijd van de regeling met een aanzienlijke verkorting te maken zouden krijgen.
Er wordt nu voorgesteld het overgangsrecht uit te breiden. Voor personen bij wie door de verkorting van de looptijd de 30%-regeling zou eindigen in 2019 of in 2020 zal nu wel overgangsrecht worden gecreëerd. Dit overgangsrecht zal inhouden dat de 30%-regeling in die gevallen van toepassing blijft uiterlijk tot en met 31 december 2020.
Box 1 en Box 2
Er was al aangekondigd dat het tarief voor box 2 (inkomen uit een aanmerkelijk belang) zal worden verhoogd van 25% nu en in 2019, naar 26,25% in 2020 en 26,9% in 2021. Deze verhogingen hangen samen met de verlaging van de vennootschapsbelasting. De doelstelling is namelijk dat er globaal een evenwicht is tussen ondernemen in de vennootschap (bijvoorbeeld een BV) of ondernemen in privé (bijvoorbeeld een éénmanszaak of een maatschap). Het gecombineerde tarief van vennootschapsbelasting en heffing in box 2 moet dan ongeveer gelijk zijn aan de belastingheffing in box 1.
Het is daarom opvallend dat nu de vennootschapsbelasting verder wordt verlaagd, er niet is aangekondigd dat de belasting in box 2 wordt verhoogd. Het lijkt er ook op dat dit ook niet gaat gebeuren aangezien het kabinet aangeeft dat dit een weloverwogen keuze is. Daardoor wordt ondernemen in de BV tariefsmatig goedkoper. Aan de andere kant vindt er blijkbaar geen overeenkomstige verdere verlaging plaats in box 1 voor ondernemers. De conclusie is dan bij de huidige stand van voorstellen, dat de maatregelen ervoor zullen zorgen dat ondernemers in de BV fiscaal meer voordelen erbij krijgen dan privéondernemers.
Dit alles wil overigens niet zeggen dat ondernemen in de BV per definitie goedkoper is dan ondernemen in privé. Dit hangt af van meerdere omstandigheden en moet van geval tot geval worden bekeken.
Rekening-courantmaatregel
Ten slotte was het plan aangekondigd om per 2022 wetgeving in te voeren op grond waarvan rekening-courantschulden aan de eigen vennootschap voortaan (fictief) als een dividend worden gezien als de schuld hoger wordt dan € 500.000.
Voor deze maatregel wordt ook een verzachting voorgesteld die zal inhouden dat niet alleen bestaande eigenwoningschulden niet zullen meetellen voor de € 500.000 maar ook nieuwe eigenwoningschulden.