De nieuwe beperkingen aan de aftrek voor risicokapitaal: werd het vroegere paradepaardje de facto gedegradeerd?

In Archief by robert

De hervorming van de aftrek voor risicokapitaal was bij het inmiddels veel besproken “Zomerakkoord” één van de (compenserende) maatregelen voor de tariefverlaging in de vennootschapsbelasting. De aftrek voor risicokapitaal werd uiteindelijk wel behouden, maar de berekeningsbasis werd aanzienlijk ingeperkt.

Het Zomerakkoord 2017: de wet van 25 december 2017

De aftrek voor risicokapitaal werd gewijzigd in het kader van het Zomerakkoord. Vanaf aanslagjaar 2019 (belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 1 januari 2018) wordt de aftrek voor risicokapitaal bepaald op basis van een vijfde van het positieve verschil tussen het jaarlijks bedrag van risicokapitaal van het betrokken belastbaar tijdperk en van het vijfde voorgaande belastbare
tijdperk.

De bedoeling van de wetgever is de aftrek te spreiden over een periode van vijf jaar en zodoende de aftrek voor risicokapitaal minder gevoelig te maken voor misbruiken. Concreet zou de aftrek voor risicokapitaal voortaan toegepast worden op één vijfde van het positieve verschil tussen het risicokapitaal op het einde van het belastbare tijdperk en het risicokapitaal op het einde van het vijfde voorgaande belastbare tijdperk. De wet bepaalt ook dat het jaarlijkse bedrag aan risicokapitaal voor een belastbaar tijdperk waarin de vennootschap nog niet bestond, voor dat belastbaar tijdperk gelijk is aan nul. Dus de eerste vier jaar na de oprichting van een vennootschap, wordt het risicokapitaal bepaald op basis van één vijfde van het risicokapitaal van dat tijdperk.

De wet van 30 juli 2018 – nieuwe antimisbruikbepalingen ingevoerd

Met de recente wet van 30 juli 2018 wijzigt de aftrek voor risicokapitaal opnieuw. Ingevolge deze nieuwe wet wordt er rekening gehouden met het risicokapitaal aan het begin van het belastbaar tijdperk en niet op het einde van het belastbaar tijdperk.

De wetgever heeft eveneens een antimisbruikbepaling ingevoerd om de discussies omtrent structuren met een dubbele aftrek (‘double dip’) aan te pakken. Dergelijke structuren konden ontstaan wanneer een moedervennootschap een kapitaalverhoging bij haar dochtervennootschap doorvoerde via geleende middelen. Op het niveau van de moedervennootschap waren de betaalde intresten aftrekbaar als beroepskosten en op het niveau van de dochtervennootschap wordt de aftrek voor risicokapitaal berekend mede op basis van haar eigen vermogen, dus ook de ingebrachte fondsen.

In het verleden probeerde de Belgische belastingadministratie de aftrek voor risicokapitaal in dergelijke gevallen te weigeren, wat aanleiding gaf tot discussies en betwistingen. De administratie trok in een recente zaak voor het Hof van Beroep van Antwerpen aan het kortste einde. In deze zaak trachtte de administratie te argumenteren dat de belastingplichtige Belgische dochtervennootschap een kunstmatige tussenschakel in de structuur was, zonder enige toegevoegde economische waarde, die er enkel op gericht was om de aftrek voor risicokapitaal in België te genieten. Het hof wees de argumentatie van de administratie af. De Belgische financieringsvennootschap kon wel degelijk genieten van de aftrek voor risicokapitaal om haar belastbare basis te verminderen.

Om dergelijke discussies in de toekomst te voorkomen voegt de wetgever nu een aantal specifieke antimisbruikbepalingen toe aan de bepalingen rond de aftrek voor risicokapitaal. Zo wordt gesteld dat het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor de aftrek voor risicokapitaal moet worden verminderd met de inbreng van kapitaal door een verbonden vennootschap wanneer die inbreng rechtstreeks of onrechtstreeks haar oorsprong vindt in leningen onderschreven door een verbonden vennootschap die de intresten op deze lening als kosten aftrekt.

Vervolgens dient ook het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor de aftrek voor risicokapitaal verminderd te worden met de fiscale netto waarde van de vorderingen die de vennootschap heeft op een niet-inwoner of op een buitenlandse inrichting die gevestigd is in een land waarmee geen uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden mogelijk is, tenzij de vennootschap bewijst dat de verrichting beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften.

Ten slotte moet het eigen vermogen verminderd worden met de inbreng van kapitaal door een niet-inwoner of een buitenlandse inrichtingen die gevestigd is in een dergelijk land waarmee geen uitwisseling van inlichtingen inzake belastingaangelegenheden mogelijk is. Ook hier geldt dat geen vermindering moet worden toegepast als de vennootschap bewijst dat de verrichting beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften.

Conclusie

Deze nieuwe bepalingen en het huidige lage tarief van de aftrek voor risicokapitaal heeft tot gevolg dat de aftrek voor risicokapitaal in belangrijke mate aan belang inboet. Ook zal bijzondere aandacht nodig zijn bij de toepassing van de voormelde nieuwe antimisbruikbepalingen, aangezien de belastingadministratie hierbij nieuwe munitie heeft gekregen om de oorsprong van het eigen vermogen van de Belgische vennootschappen nauwgezet te onderzoeken.